Historici.nl





Gepubliceerd op 01-10-2024

Vee, vrouwenstrijd en de ‘veredeling van de mens’: Dierenbescherming in Livland, het Russische rijk, 1861-1914

Voorblad van Der Anwalt der Thiere, verenigingsblad van het Damescomité van het Dierenasiel in Riga

Het is weer bijna 4 oktober: dierendag. Hoewel tegenwoordig bijna niemand nog vreemd opkijkt van een dag speciaal voor dieren en sommigen zelfs pleiten voor uitgebreide dierenrechten,[1] was in de negentiende eeuw de discussie an sich over de status van het (andere) dier allesbehalve vanzelfsprekend in Europa. Zo ook in Rusland. De dierenbeschermingsactivisten in de Baltische provincie Livland, toen onderdeel van het Russische rijk, kregen aanvankelijk te maken met onbegrip en spot, maar hun beweging groeide in een paar decennia uit tot professionele verenigingen, waarvan de grootste vereniging in Riga zelfs onderdeel werd van de modernisering van de Baltische landbouw. Terwijl in Nederland de Partij voor de Dieren vaak botst met een partij als de BBB over de inrichting van het platteland vanwege hun verschillende dier-mensbeelden, stond in Livland dierenwelzijn (anders dan dierenrechten) opvallend genoeg niet haaks op het nieuwe verdienmodel van de ‘rationele’ agrarische ondernemers.

Het Russische rijk kende na de nederlaag in de Krimoorlog in 1856 een ware opleving van de burgerlijke maatschappij. Mensen waren optimistisch over de aangekondigde hervormingen en veelal mannen zetten verenigingen op om zich voor het algemeen belang in te zetten en hun stem te laten horen.[2] Met de emancipatie van de Russische lijfeigenen in 1861[3] en de vernieuwing van het centrale rechtssysteem in 1864 kwam ook een discussie over de rechten van andere groepen voorzichtig op gang, waaronder vrouwen en van dieren.[4]

 

Het gouvernement Livland rond 1900, het huidige noorden van Letland en zuiden van Estland (het eiland Ösel/Saaremaa hoorde ook bij Livland) / K. Bruggemann, D. Henning & R. Tuchtenhagen (eds.), Das Baltikum. Geschichte einer europäischen Region. vol. 2, Stuttgart: Hiersemann, 2021

In Riga keek de progressief-lutherse Literarisch-praktische Bürger-Verbindung eveneens hoopvol naar de ontwikkelingen in het Russische ‘binnenland’ en vormde daar in 1861, nog vóór de oprichting van de Nederlandse en Russische Dierenbeschermingen, de Rigascher Verein gegen das Quälen der Thiere op basis van de statuten van de Hamburgse Dierenbescherming.[5] Die internationale inspiratie zou nooit verdwijnen. Het bestuur van de vereniging (na 1877: Livländischer Thierschutzverein, LTV) stuurde afgevaardigden naar internationale congressen, correspondeerde met buitenlandse ereleden en vertaalde buitenlandse literatuur, zoals Darwin, om de boodschap te verspreiden en zelf nieuwe tactieken te leren. En hoewel het Baltische verenigingsleven in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog tamelijk nationalistische trekken kreeg, waren de dierenbeschermingen juist opvallend multi-etnisch, ook al waren de leden hoofdzakelijk van Baltisch-Duitse afkomst.

De LTV keek ook naar de ervaringen van zijn Britse en Amerikaanse voorgangers in de eerste helft van de negentiende eeuw, om tot de conclusie te komen dat dierenbescherming vier benaderingen kent: de religieuze, de pragmatisch-economische, de juridische (dierenrechten) en de pedagogische, maar dat de laatste, die van voorlichting en onderwijzing, het meest effectief is en het dier daarmee het meest recht doet. Trage wetgeving en rechtsspraak zijn bijvoorbeeld lang niet zo grondig in het voorkomen van dierenleed als de innerlijke overtuiging dat dieren gelijkwaardig zijn aan de mens. Dat besef maakte je een beter mens. Volgens de langstzittende preses van de LTV, pastoor Magnus Werbatus, gingen ‘veredeling van de mens en dierenbescherming hand in hand’. Hij voegde later toe dat ‘het aangewakkerde rechtsbewustzijn in ons, dat ook toegepast moet worden op dieren, de drijfveer is voor ons werk. Dierenbescherming is dus geen zinloze uitbundigheid, maar een teken van gevorderde beschaving.’[6] ‘Het dier’ leek in de ogen van Werbatus dus waarschijnlijk meer op een mens dan andersom, maar door het welzijn van mens en dier met elkaar te verbinden, pareerde hij eerdere kritieken dat dierenbescherming absurd is, zolang mensen zelf nog in ellende leven.[7]

Het werkte. Hoewel de LTV nooit zo groot zou worden als bijvoorbeeld de Rigasche Gewerbeverein, met zijn duizenden leden, steeg het ledenaantal gestaag – vaak vrouw en ongeacht hun etnische achtergrond veelal uit de burgerlijke en adellijke stand – en vond grootvorst Nikolaj N. Romanov zich bereid op te treden als beschermheer. Vanaf eind jaren 1870 werden er in de gehele provincie Livland verschillende filiaalverenigingen opgericht. De LTV kreeg in steden beperkte politionele bevoegdheden, stond op prestigieuze tentoonstellingen in Riga om lezingen te houden en diervriendelijke (slacht)instrumenten te tonen, nam een dierenarts in dienst, opende een asiel en werd door de nieuwe sanitaire comités in steden ingezet om op diervriendelijke wijze zwerfhonden te vangen. Mondjesmaat kwam er ook regelgeving door die het bijvoorbeeld koetsiers verbood hun paarden te slaan.

Maar er ontstond ook onenigheid binnen de beweging. Hoewel de vereniging altijd de ‘mildheid van het vrouwelijk brein’ tegenover de ‘mannen met hun geleerdheid’ had gewaardeerd om diervriendelijkheid over te brengen,[8] werd vrouwelijk initiatief niet bepaald omarmd. Toen de kwestie van dierproeven (vivisectie) vanaf 1875 internationaal oplaaide en een meerderheid (waaronder een aantal medici) de voordelen van dierproeven onderschreef, braken Maria von Schilling (née Douglas), haar zussen en andere medestanders daarom met de LTV. Op veel plekken in Europa namen vrouwen eveneens het voortouw in de strijd tegen vivisectie. In Livland leek de breuk over vivisectie op een soort strijd der geslachten uit te draaien. Zo zag Schilling het in ieder geval wel. ‘Als er mannen zijn die, door een valse wetenschappelijke opleiding, voorstanders kunnen zijn van deze bloedige en wrede onderzoeksmethode, dan moet men in ieder geval niet denken ​​dat vrouwen ook maar één minuut zouden aarzelen over deze meest brandende van alle huidige kwesties met betrekking tot de bescherming van dieren.’[9]

De LTV wist Schilling en haar bondgenoten enige tijd te dwarsbomen door bij de gouverneur van Livland de goedkeuring van hun statuten tegen te houden. Maar Schilling was een meesterlijke netwerker binnen en buiten Rusland en verzekerde zich van de steun van onder meer vorst Aleksandr Soevorov, de ex-voorzitter van de Russische Dierenbescherming. Toch duurde het nog tot eind 1886 voordat ze eindelijk via de gouverneur en de Russische Dierenbescherming toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken kregen om hun eigen vereniging op te richten, het Damen-Comité des Rigaer Thierasyls (ondanks de naam niet exclusief voor vrouwen). LTV-voorzitter Werbatus omschreef in het jubileumjaar 1901 de afscheiding als een soort mislukt huwelijk en zei dat zijn vereniging ‘sindsdien tot volledige mannelijkheid is gekomen en er vandaag als veertiger in volle mannenkracht bij staat.’[10] Ogenschijnlijk was de burgerlijke rust tussen man en vrouw wedergekeerd, maar hun paden hadden zich voorgoed gescheiden.

Het Damescomité stelde christelijke, egalitaire naastenliefde en medelijden aan de basis van de dierenbescherming en rekende daarom af met alle vormen van dierenleed, waar ook ter wereld (zoals de dierproeven van Louis Pasteur),[11] terwijl de LTV selectiever was en zich meer en meer inwerkte in de gevestigde orde van de steden en het platteland van Livland. Daar viel dierenbescherming samen met volksgezondheid (ook moraliserend) en vooral landbouwhervorming. In 1881 waarschuwde een voorzitter van een plaatselijke afdeling ten noordoosten van Riga dat kinderen geen goede veehoeders waren, omdat ze het vee niet goed lieten grazen en de dieren op ‘dwaze wijze’ sloegen. Bovendien zouden kinderen die ‘urenlang zonder toezicht getuige zijn van dieren in een seksuele relatie, morele schade moeten lijden.’[12] Oei!

En in 1898, toen de Baltische melkveehouderij inmiddels enorm was gegroeid vanwege jarenlang lage graanprijzen als gevolg van de invoer van enorme hoeveelheden graan vanaf de nieuw gekoloniseerde Russische steppen, maakte men zich zorgen over bacteriën die via koemelk op mensen zouden overgaan. De LTV pleitte voor betere stallen, vooral bij de armere bevolking van Riga, zodat de koeien gezond zouden blijven en het gevaar van zoönose verminderd zou zijn. Op het platteland inspecteerde de LTV de stallen van boeren en werden ze vanaf eind jaren 1880 door Baltisch-Duitse landbouwverenigingen, doorgaans geleid door adellijke landheren, uitgenodigd om naar hun dierschouwen te komen. Dat waren belangrijke evenementen, waarbij de lokale boeren de rationele landbouw moesten leren van de adellijke landheren. De mooiste en beste dieren werden daar gepresenteerd en de LTV werd gevraagd om tijdens deze shows medailles voor goede dierverzorging uit te delen, voornamelijk aan boeren. De dierenbescherming werd daarmee een onderdeel van het agrarische moderniseringsproject.

Landbouwtentoonstelling in Dorpat/Joer’jev/Tartu, 1908 / Fotoarchief Tartu: August Hainla EFA.406.0.116028

De Baltisch-Duitse adellijke landeigenaren hadden sinds de jaren 1860 geprobeerd binnen Rusland de beste ‘rationele’ schapen-, paarden- en vooral veehouderij op te zetten, nadat de graanprijzen daalden en de Russische regering tegelijkertijd hun traditionele bestuurlijke privileges onder druk zetten, ten gunste van efficiënt, gelijkgeschakeld bestuur in het gehele rijk. Hoewel de Baltische adel zich verzette tegen het Russische integratiebeleid, zagen de landheren ook in dat verandering noodzakelijk was. In plaats van rentenieren, zouden ze zich als kapitalistische ondernemers moeten inzetten om de Baltische landbouw te rationaliseren, de Letse en Estse boeren daarin te begeleiden, om zo hun dominante positie in de regio te behouden. Dat lukte ook. Veel adellijke landgoederen werden boerenbedrijven zoals wij die vandaag de dag ook kennen, voorzien van de nieuwste technologieën en de inzichten die daarbij hoorden. De Russische regering maakte zich weliswaar nog altijd zorgen om de erbarmelijke situatie van veel boeren, maar hechtte ook belang aan economische hervormingen en de Baltische adel boekte duidelijk jaar in, jaar uit succes. Daarvoor werden de Baltisch-Duitse landbouwverenigingen dan ook meermaals door de Russische Minister van Landbouw geprezen.

De LTV paste perfect in deze ontwikkeling: de boeren werden gestimuleerd om ‘rationeel’ en op humane wijze met hun dieren om te gaan, wat de landbouweconomie en de ondernemers alleen maar ten goede zou moeten komen, en tegelijkertijd verschafte de LTV de Livlandse adel ook een paternalistisch instrument om de boeren onder hun hoede te nemen in een soort beschavingsmissie op het platteland.

Dat wil niet zeggen dat de landheren zich totaal niet bekommerden om deze dieren. Sommigen waren zelf lid van de dierenbescherming en ook niet-leden hoopten dat boeren hun dieren ‘niet zo miserabel’ zouden behandelen. Zo schreef baron Frommhold von Sivers-Randen eind jaren 1890 een handboek om boeren te helpen overschakelen naar de rationele melkveehouderij om de lage graanprijzen te overleven. Hij drong daarbij aan dat de boeren hun vee niet zouden slaan of ernaar schreeuwen, want ‘de koe is het meest zachtaardige en geduldigste van al onze huisdieren.’ De grote adellijke veehouders wilden natuurlijke gezonde en productieve dieren, maar lieten vooral ten overstaan van boeren weten dat je de dieren ook omwille van wie ze waren goed moest behandelen.

De rationele agrarische ondernemers hadden hun oude, feodale veren dus niet helemaal afgeschud. Ze hadden misschien wat aan politieke invloed ingeboet, maar de LTV hielp de adellijke landheren zich met succes op economisch én cultureel vlak als nieuwe leermeesters van de Letse en Estse boeren te kunnen presenteren. De dierenbeschermers en dierenwelzijn werden zo een factor in de voortgaande verschuivingen van de hiërarchieën binnen het Russische rijk. En de landbouwdieren zelf? In deze grote politieke en economische omwentelingen waren ze, alle bewondering en liefkozing door hun menselijke mededieren ten spijt, niet bepaald opofferingsgezinde bondgenoten die in de winst van de landheren deelden, maar fungeerden ze in een steeds intensievere veeteelt eerder als munitie.

 

[1] P. Singer, Animal liberation: a new ethics for our treatment of animals (New York: Avon 1975); R. Garner, Animals, Politics and Morality (Manchester: Manchester University Press 2004 [1993]); S. Donaldson & W. Kymlicka, Zoopolis: a political theory of animal rights (Oxford: Oxford University Press 2011); E. Meijer, When Animals Speak: Toward an Interspecies Democracy (New York: New York University Press 2019); M. Reesink, Dier en mens: de band tussen ons en andere dieren (Amsterdam: Boom 2021).

[2] J. Bradley, Voluntary Association in Tsarist Russia. Science, Patriotism, and Civil Society (Cambridge, MA: Harvard University Press 2009); J. Hackmann, Geselligkeit in Nordosteuropa. Studien zur Vereinskultur, Zivilgesellschaft und Nationalisierungsprozessen in einer polykulturellen Region (1770-1950) (Wiesbaden: Harrassowitz 2020).

[3] De grote emancipatie van 1861 was een belangrijke stap in een voortgaand proces van emancipatie binnen en buiten het Russische rijk, W. Sunderland, ‘The Imperial Emancipations: Ending Non-Russian Serfdoms in Nineteenth-Century Russia’, in: D. Schorkowitz, J.R. Chávez & I.W. Schröder (eds.), Shifting Forms of Continental Colonialism. Unfinished Struggles and Tensions (Basingstoke: Palgrave Macmillan 2020), pp.437-461.

[4] Er waren meer auteurs, vaak juristen, die over dierenrechten schreven, maar het werk van de byzantinoloog Pavel V. Bezobrazov (1859-1918) is het vermelden waard, omdat hij over zowel vrouwen- als dierenrechten schreef. Zie onder andere Over vrouwenrechten (Moskou: Rassvet 1895) en Over dierenrechten (Moskou: Snegirëv 1903).

[5] Rigasche Stadtblätter 52:1, 24, 25, 40 & 46 (1861), pp.4-5, 212, bijlage voor 219, 358-359 & 428; B. Bonhomme, ‘Russian Compassion: The Russian Society for the Protection of Animals – Founding and Contexts, 1865-1875’, Canadian Journal of History 45:2 (2010), pp.259-297; Nelson, A., ‘The Body of the Beast. Animal Protection and Anticruelty Legislation in Imperial Russia’, in J. Costlow and A. Nelson (eds), Other Animals. Beyond the Human in Russian Culture and History (Pittsburgh: University of Pittsburgh Press 2010), pp.95-112.

[6] Jahresbericht LTV 1875-1876, pp.4-5, in LVVA, fond 4169, apraksta 1, lietas 10; Jahresbericht LTV 1883, p.5 in LVVA, fond 4169, apraksta 1, lietas 14.

[7] J., ‘Thierschützung im Conflict mit der Thiernützung’, Baltische Wochenschrift 12:10-11 (1874), p.143.

[8] Rigasche Stadtblätter 52:40 (1861), p.358.

[9] M. von Schilling, Istoricheskii ocherk deiatel’nosti obshchestva pokrovitel’stva zhivotnym pod imenem Damskii komitet rizhskago priiuta dlia zhivotnykh c 6 Oktiabria 1874 g. po 1 Ianvaria 1890 g. (Riga: Müller 1891), p.12.

[10] Jahresbericht LTV 1900, p.3, in LVVA, fond 4169, apraksta 1, lietas 21.

[11] Vrouwen hadden eigenlijk op veel plekken in Europa een voortrekkersrol in zulke kwesties. M.A. Elston, ‘Women and Anti-vivisection in Victorian England, 1870-1900’, N. Rupke (ed.), Vivisection in Historical Perspective (Londen: Croom Helm 1987) pp.259-294; D. Donald,Women against cruelty. Protection of animals in nineteenth-century Britain (Manchester: Manchester University Press 2020). Natalja Beregoj heeft veel in het Russisch gepubliceerd over vivisectie en vrouwen als vorstin Vera I. Meyendorff.

[12] Jahresbericht LTV 1880, p.45, in LVVA, fond 4169, apraksta 1, lietas 12.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.