Van isolatie tot integratie? Zestig jaar ‘Open Het Dorp’ in internationaal perspectief
‘Ik heb in twee continenten ziek gelegen, in drie landen en in negen hospitalen, maar dit is de enige plek waar ik behandeld ben als een gewoon mens.’[1]
Voor Emilio Gonzales uit de Uruguayaanse hoofdstad Montevideo was het duidelijk. In Nederland werd hij, ondanks zijn bedlegerigheid en fysieke handicap, beschouwd als een volwaardig individu. Gonzales verbleef tijdens een uitwisselingstraject in 1972, tezamen met elf andere gehandicapte bewoners van het Instituto Guttmann in Barcelona, voor enige tijd in Het Dorp. Deze toegankelijke woongemeenschap in Arnhem kreeg zestig jaar geleden nationale bekendheid door de eerste grootschalige inzamelingsactie op de Nederlandse televisie. In de uitzending ‘Open het Dorp’ van presentatrice Mies Bouwman werd op 25 en 26 november 1962 een bedrag opgehaald van ruim twintig miljoen gulden. De uitzending van drieëntwintig uur ging de geschiedenisboeken in als een van de grootste momenten uit de Nederlandse televisiegeschiedenis. Het televisiemoment werd zelfs letterlijk een onderdeel van de historische Canon van Gelderland, maar de nationale en internationale betekenis van Het Dorp voor het welzijn van gehandicapte mensen bleef vrijwel onbekend.[2]
Het idee van een toegankelijke woongemeenschap met zelfbestuur voor mensen met een lichamelijke handicap kwam uit de koker van revalidatiearts Arie Klapwijk. Als geneesheer van een revalidatiecentrum merkte hij op dat grote groepen invaliden na hun revalidatie niet in staat waren een zelfstandig leven op te bouwen in de maatschappij. Zij verdwenen in aangebouwde kamers van hun ouderlijk huis of werden opgevangen in verpleeghuizen die ingesteld waren op de verzorging van ouderen. In zijn ‘Bouwstenen voor Het Dorp’ stelde Klapwijk dan ook dat mensen met een handicap een gelijkwaardig recht hadden op een gelukkig leven. Dit levensgeluk bestond uit een eigen woning met privacy, mogelijkheden voor werk of dagbesteding, voorzieningen voor culturele en desgewenste religieuze ontplooiing en medezeggenschap in democratische organen over de eigen leefomgeving. Een belangrijke voorwaarde hiervoor was dat Het Dorp geïntegreerd zou worden als aangepaste woonwijk van een stad.[3] Naast de benodigde (para)medische centra op steenworp afstand, beschikte de woongemeenschap over een benzinepomp, ANWB-kantoor, kroeg, postkantoor, supermarkt en kapper die vrij toegankelijk waren vanaf de openbare weg.
Met de oprichting van Het Dorp nam Klapwijk voorzichtig afstand van het beeld dat mensen met een handicap afhankelijk zouden zijn van medische zorg en daardoor niet in staat een zelfstandig leven op te bouwen. In plaats daarvan zou het individu met behulp van nieuwe wetenschappelijke inzichten en technologische ontwikkelingen een zo zelfstandig mogelijk leven leiden en zelfs betaald werk kunnen verrichten.[4] Voor de Spaanse gasten was dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw een nieuwe ervaring. Emilio Gonzales noemde Het Dorp zelfs de enige plek in drie landen en negen hospitalen waar hij ‘menselijk’ was behandeld. Destijds hielden overheden vaak vast aan de bestaande medische instituties. Pas in de jaren tachtig zou een brede Europese actiebeweging voor deïnstitutionalisering van de gehandicaptenzorg opkomen. Nieuwe concepten voor zelfstandig wonen buiten instituties werden pas ondersteund toen onder invloed van het neoliberale gedachtegoed het besef doordrong dat de verzorgingsstaat verkleind moest worden.[5]
In het Europa van de zeventiger jaren had Het Dorp als woongemeenschap voor even een voorbeeldfunctie. In het interview met Emilio Gonzales in De Dorpskoerier wijst de hedendaagse historicus daarnaast op een ander interessant aspect. Veelal wordt de historische ontwikkeling van verzorgingsstaten bestudeerd vanuit een nationaal perspectief. Hooguit wordt in deze studies de vergelijking getrokken met landen die een soortgelijke ontwikkeling hebben doorgemaakt of die een vergelijkbare verzorgingsstaat kennen.[6] De toegang tot voorzieningen voor mensen met een fysieke handicap wordt daarbij onderbelicht, laat staan de manier waarop internationale verzorgingsvoorzieningen elkaar beïnvloeden. Zo is het voorbeeld van de elf Spaanse uitwisselingsgasten in Het Dorp slechts een voorbeeld van een veel rijkere geschiedenis aan internationale kennisuitwisseling over het welzijn van mensen met een handicap. Die uitwisseling vond zowel plaats in informele netwerken als in formele netwerken tijdens internationale conferenties. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het vierdaagse congres over zelfstandig wonen met een handicap dat plaatsvond tussen 26 april en 29 april 1971 in Het Dorp.[7]
De internationale voorbeeldfunctie van Het Dorp op het gebied van zelfstandig wonen en kennisuitwisseling was waarschijnlijk van korte duur. In Het Dorp werd een zelfstandig leven buiten de instituties weliswaar mogelijk gemaakt, maar dit leven speelde zich ver buiten de bewoonde wereld af. De openbare winkelvoorzieningen trokken weinig bezoekers buiten geïnteresseerde dagjesmensen die hadden meegeleefd tijdens de uitzending van Mies Bouwman. Het gesegregeerde karakter van de woongemeenschap kreeg in de jaren tachtig steeds meer kritiek te verduren onder invloed van het Zweedse concept Fokus. Dit concept maakte zelfstandig wonen mogelijk in reguliere woonwijken van steden en was dus in uitvoering radicaler dan het idee van Klapwijk. In de historiografie zijn ‘tussenvormen’ zoals Het Dorp vaak over het hoofd gezien in het proces van isolatie naar integratie van mensen met een handicap. Daarom krijgt dit initiatief zestig jaar later serieuze aandacht met een tentoonstelling in het Openluchtmuseum en een historisch onderzoeksproject aan de Vrije Universiteit Amsterdam.[8]
Floris Plak is promovendus aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Samen met Eline Pollaert is hij onderdeel van de onderzoeksgroep ‘Disability and Self-Governance: a Global Microhistory of Het Dorp and its Cultural Heritage since the 1960s’ onder leiding van Monika Baár en Paul van Trigt. Zijn onderzoek richt zich op de internationale impact van Het Dorp als decor van kennisuitwisseling.