Historici.nl





Gepubliceerd op 17-01-2022

Tine Tammes. De eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Groningse universiteit

In 1871, het jaar dat Aletta Jacobs als eerste vrouw ging studeren aan de Groningse universiteit, werd Tine Tammes geboren. Ze werd in 1919 de eerste vrouwelijke hoogleraar aan deze universiteit, de tweede in Nederland. Waarom was zij niet de eerste? Dat lag niet aan de Groningse universiteit en ook niet aan Tine Tammes. De Groningse universiteit was er trots op dat zij in Aletta Jacobs de eerste vrouwelijke student had gehad. Ze stond welwillender tegenover vrouwelijk intellect dan de andere Nederlandse universiteiten en stelde al in 1912 voor om Tine Tammes tot buitengewoon hoogleraar te benoemen. Volgens Johanna Westerdijk, de eerste vrouwelijke hoogleraar die in 1917 in Utrecht werd aangesteld, had Tammes daarom de eerste moeten zijn. Maar waarom ging dat toch niet door? Wie was Tine Tammes?

Tine Tammes kwam uit een middenstandsgezin. In 1883 ging ze naar de Middelbare Meisjesschool (MMS). Ze schreef zich in 1890 in aan de Groningse universiteit, waaraan toen elf vrouwen studeerden. Ze mocht geen academische examens afleggen, omdat ze geen gymnasiumdiploma had, maar kon wel onderwijsaktes halen; in 1892 in natuurkunde, scheikunde en kosmografie en in 1897 de akte plant-, dier-, delfstof- en aardkunde.

Ze werd assistent van Jan Willem Moll, hoogleraar in de plantkunde. Moll had haar talenten reeds vroeg opgemerkt. In 1896 schreef hij aan zijn befaamde vriend en collega in Amsterdam Hugo de Vries: ‘Zij is inderdaad een zeer begaafd meisje, dat zich met hart en ziel op de wetenschap toelegt.’ En in 1898: ‘Dan nog iets over Mej. Tammes. Ik heb je vroeger wel eens gezegd, dat ik haar gaarne, gedurende haar assistentschap, eens bij je zou detacheeren, om onder je leiding een onderzoek te doen.’ Hugo de Vries was zich steeds meer gaan bezighouden met vraagstukken rond erfelijkheid en evolutie. Tammes had belangstelling voor dit nieuwe onderzoeksveld. Moll wist dat het echter niet vanzelfsprekend was dat De Vries zijn verzoek zou accepteren:

‘Ik weet wel, dat je er niet zo heel erg op gesteld zijt, een dame voor onderzoek op bezoek te hebben, maar ik geloof dat je dit erg mee zal vallen; zij kan zeer goed op zichzelf werken en haar eigen weg gaan, zodat ik er zeker van ben, dat je geen last van haar zult hebben.’

Het leek Moll nodig om De Vries heel duidelijk te maken, dat het hem ernst was met dit verzoek, want hij besloot met: ‘Ik hoop dus zeer, dat je dit verzoek niet zult afslaan.’ Moll had De Vries’ tegenzin tegen een dergelijk verzoek juist getaxeerd, want De Vries schreef direct na ontvangst van de brief terug:

‘Wat Mej. Tammes betreft heb ik wel erge bezwaren tegen uw voorstel, maar als ge het wilt, zal ik het natuurlijk doen. Maar gaarne zou ik toch vooraf meer weten, van wat zij (en gij) er zich van voorstelt. Het zal m.i. erg tegenvallen.’

De Vries kon een zo dringend verzoek van zijn goede vriend en collega echter niet afslaan. Tammes heeft toen in Amsterdam enkele maanden mooi onderzoek gedaan.

Daarna begon ze met een onderzoek naar de eigenschappen van gecultiveerd vlas, een gewas dat van grote landbouwkundige betekenis was. Ook hier was Moll weer een sturende kracht. Hij zorgde ervoor dat de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem een prijsvraag over vlas uitschreef, zodat Tammes onderzoek kon doen dat als belangrijk werd beschouwd en dat gepubliceerd zou worden. In mei 1907 was het verslag van haar werk klaar, en het oordeel erover was bijzonder positief. De hieraan verbonden prijs was 500 gulden.

In de jaren daarna ging ze onderzoek doen naar erfelijkheid en kruiste ze vlasvariëteiten. Dit werk zou belangrijke resultaten opleveren. Toen ze dit in 1910 had afgerond en gepubliceerd, kwam Moll opnieuw voor haar in actie en zorgde hij ervoor dat haar een eredoctoraat aan de Groningse universiteit werd toegekend. Doordat Tammes geen officiële academische studie had afgerond, had ze in Nederland niet gewoon kunnen promoveren. Sommige vrouwen die zich in een vergelijkbare situatie bevonden, promoveerden dan in het buitenland, waar de regels minder streng waren. Dat heeft bijvoorbeeld Johanna Westerdijk gedaan.

Tina Tammes, de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Groningse universiteit. Bron: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland via Resources Huygens Instituut

Intussen was duidelijk geworden dat Moll meer van plan was. Hij stelde in 1911 voor om een buitengewoon hoogleraar in de Leer der Erfelijkheid en Variabiliteit te benoemen. Een van de redenen die hij aanvoerde was, dat op het Botanisch laboratorium een ‘alleszins bevoegd persoon’ in dit nieuwe vakgebied werkte, die bereid zou zijn het ‘niet zeer hoog bezoldigde Buitengewoon Hoogleraarsambt’ te aanvaarden. Hij verhulde niet dat hij daarbij Tammes op het oog had. Het lukte hem om de faculteit mee te krijgen, en ook de universiteit kon zich in het voorstel vinden. Maar dat was toen niet voldoende; ook de minister moest ermee instemmen. En dat bleek de bottleneck te zijn, want hij ging niet akkoord, ook niet toen er Kamervragen over werden gesteld. Zijn reactie was dat de ‘instelling van een nieuwe leerstoel hem voorkwam niet urgent te zijn’, een nietszeggend antwoord met als resultaat dat er voorlopig geen leerstoel in de genetica kwam. De Groningse universiteit herhaalde haar verzoek aan de minister echter elk jaar weer, al hielp dat niet. En zo kon het gebeuren dat Johanna Westerdijk in 1917 de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland werd.

In 1917 startte J.C. Schoute, die Moll had opgevolgd, een nieuwe campagne om Tammes benoemd te krijgen. Hij schreef internationaal bekende genetici aan met de vraag of zij vonden dat Tammes ‘professorabel’ was, hetgeen een aantal lovende brieven opleverde. Deze actie resulteerde in haar benoeming tot buitengewoon hoogleraar in 1919. Was de minister echter niet zo onwillig geweest, dan had haar benoeming al in 1912 haar beslag gekregen en had Groningen ook de primeur voor de eerste vrouwelijke hoogleraar gehad. Nu was ze de tweede vrouwelijke hoogleraar, maar wél de eerste Nederlandse hoogleraar in de genetica.

Ida Stamhuis is als gastmedewerker verbonden aan de sectie History of Knowledge van het Athena Instituut van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze is bezig met een biografie over Tine Tammes.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.