Bronnen tot de geschiedenis der Oostindische Compagnie in Perzië 1611-1638
Naar de resourceUitgegeven door H. Dunlop (jaar van publicatie: 1930)
Gedurende meer dan een eeuw had de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Perzië een van haar belangrijkste vestigingen op het vasteland van Azië. In 1623 vestigde de VOC zich voor het eerst in dit land, waar zij al spoedig de Engelse en Portugese handelaren overtroefde.
Niet alleen de import van Perzisch zijde leverde de VOC aanzienlijke winsten op, maar ook de afzet van specerijen en andere Indische producten op de Perzische markt was lucratief. Bovendien maakten de Perzische vestigingen een omvangrijke handel tussen Perzië en de andere vestigingen van de VOC in Azië mogelijk. Hoewel de zijdehandel in de bestudeerde periode winstgevend bleef, daalden de opbrengsten door de toenemende concurrentie. Ook speelden de Perzen de Nederlandse en Engelse handelaren tegen elkaar uit. Voor het behoud van vestigingen speelden naast commerciële belangen ook politieke overwegingen een rol. Met haar kapitaal en voortreffelijke zeelieden beheerste de VOC de Perzische Golf. Vanuit deze strategische positie kon zij de strijd aanbinden met de Portugezen en gemakkelijker de Indische Archipel veroveren.
Het grootste deel van de geselecteerde stukken in deze bronnenuitgave is afkomstig uit archieven van de VOC. Verder zijn de Verzameling-Geleynssen en de archieven der Staten-Generaal geraadpleegd. Resoluties, brieven, instructies en facturen geven inzicht in deze episode van de Nederlandse handelsgeschiedenis. De uitgave is na het eerste deel (tot 1638) niet voortgezet.
Ten behoeve van onderzoek in VOC-archieven is op basis van de afzonderlijke glossaria (woordverklaringen) van de uitgaven over de VOC in de RGP een algemeen VOC-glossarium samengesteld dat online raadpleegbaar is.