Veel kaarten, weinig richting. Recensie van de expositie Open Kaart in het Allard Pierson
Tot en met 20 augustus vond in het Amsterdamse Allard Pierson de expositie Open Kaart – van atlas tot streetmap plaats. Aanleiding voor de tentoonstelling was het 150-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG). Dit jubileum werd gevierd met een overzicht van allerhande kaarten, grotendeels afkomstig uit de collectie van het KNAG.
Vanuit Amsterdam de wereld in
De naam van de expositie en de omschrijving (je reist ‘door zeven eeuwen kaarten en atlassen’) suggereren een historische indeling aan de hand van een bepaalde chronologie of ontwikkeling, maar dat blijkt niet het geval. De expositie start met kaarten van Amsterdam en zoomt vervolgens uit – hoe kan het ook anders – naar Nederland, Europa en de wereld, voornamelijk naar de voormalige Nederlandse koloniën. In elke zaal komt bovendien een specifiek thema aan bod, zoals Amsterdamse stadsuitbreidingen, Nederland en het water, veranderende grenzen, Europese eenwording, en kolonialisme.
Detail van de wandkaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode. Links onderaan de huidige Nieuwmarkt en de Oude Kerk, rechts bovenaan de Dam en de Nieuwe Kerk.
Zo staat in de eerste zaal de ontwikkeling van Amsterdam door de eeuwen heen centraal. Het pronkstuk van de zaal – en van de gehele tentoonstelling – is de grote en buitengewoon gedetailleerde wandkaart van Amsterdam van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625, onlangs door het museum verworven (hier in detail te bekijken). We zien de helft van de huidige grachtengordel en de slechts deels bebouwde Jordaan. Bijzonder is, zo wordt benadrukt, dat dit de eerste kaart is waarop Amsterdam recht van boven getekend is, en niet uit vogelvlucht. Het is jammer dat deze primeur niet wordt geduid – wat zegt dit over de ontwikkelingen in de zeventiende-eeuwse cartografie, en waarom was een dergelijke kaart opeens gewenst? – en daarmee een fun fact blijft.
Debatten over het verleden
Regelmatig weerspiegelt de keuze voor de kaarten en hun bijschriften een actueel debat. Een ander thema is bijvoorbeeld dat van oorlog en eenwording in twintigste-eeuws Europa. Twee kaarten laten het Duitse grondgebied zien dat Nederland na 1945 ter compensatie wilde annexeren, inclusief de delfstoffen die daar te vinden zijn. De kaarten hangen naast een Duitse kaart van enkele jaren eerder, waarop te zien is welke kostbaarheden waar in Nederland te halen zijn. Hier doet de nivelleringsdiscussie zijn intrede in de expositie. Het bijschrift constateert dat ‘Nederlanders’ dus geprobeerd hebben ‘iets vergelijkbaars jegens het verslagen Duitsland [te doen]’. De kaarten dienen blijkbaar om aan te haken bij, en zelfs stelling te nemen in, dit actuele en gevoelige historisch-maatschappelijke debat. Stelling nemen zal deze recensent nu niet doen, maar de kaarten maken in ieder geval duidelijk dat het agressieve design uit de jaren veertig niet enkel aan het Duitse Rijk voorbehouden was (afbeelding 2). Informatie over wie de ‘Nederlanders’ zijn die deze kaart hebben gemaakt, en wie er met deze propaganda overtuigd moest worden – waar hingen deze kaarten bijvoorbeeld? – ontbreekt.
Het Nederlandse pleidooi voor annexatie van Duitse gebieden na 1945.
Deze neiging om stelling te nemen in actuele debatten en daardoor voorbij te gaan aan het onderwerp van de tentoonstelling, is ook zichtbaar in de volgende zalen. Hier tonen kaarten van Indonesië, Suriname en de Antillen de koloniale onderdrukking door Nederland. De informatiepanelen benadrukken telkens de verschrikkingen van de onderdrukking die het koloniale systeem inhield. Dat is uiteraard terecht, maar opnieuw wordt er te weinig ingegaan op de plattegronden zelf. De relatie tussen de geschiedenis en de desbetreffende kaart blijft zo onderbelicht.
De enorme Britse kaart van Australië, bijvoorbeeld, met daarop de vindplaatsen van waardevolle grondstoffen gelokaliseerd, is natuurlijk tekenend voor het koloniale systeem van uitbuiting. Volgens de inleidende tekst in deze zaal zijn de kaarten ‘het feitelijke bewijs van de gepleegde feiten’, maar wat was dan de functie van deze kaart in dit gewelddadige systeem? Een enkele keer wordt concreet uitgelegd waarvoor een kaart diende, zoals bij een kaart uit 1884 waarmee ondernemers zich konden oriënteren op Indonesische regio’s zonder in- en uitvoerrechten, maar vaker blijft dergelijke uitleg afwezig.
Verdwalen
Al met al leert deze tentoonstelling ons net zo veel over kaarten als over hedendaagse maatschappelijke debatten over het verleden. De brede waaier aan onderwerpen (zeven eeuwen en wereldwijd) zorgde bovendien voor een wat gebrekkige coherentie binnen de tentoonstelling; zeker de zaal ‘Nederland’ deed bij elkaar geraapt aan. Het publiek leek dit niet per se te deren. De meeste bezoekers werden geïntrigeerd door een specifieke kaart, waarop bijvoorbeeld hun geboorteplaats nog in het buitenland lag, of door de uitgebreide versieringen. Ook op de zeventiende-eeuwse Amsterdamse wandkaart werd druk gezocht naar herkenningspunten. En waarom ook niet: mooie, oude kaarten zijn er ook om in te verdwalen, en dat is al reden genoeg voor een tentoonstelling.
Nick Oosterwijk is redacteur van BMGN – Low Countries Historical Review en van Journal for the History of Knowledge.