Politiek vandaag, geschiedenis morgen – Verslag van het OPG-congres ‘Political history today’
Bijna vijf jaar na het laatste grote congres van de politieke historici in Nederland, organiseerde de Onderzoeksschool Politieke Geschiedenis (OPG) eind juni 2022 opnieuw een congres, dit keer in samenwerking met de Association for Political History (APH). Het thema was Political history today: exploring new themes. Naast de gebruikelijke formats van plenaire lezingen en debatten, informerende sessies, en posterpresentaties, had de organisatie nadrukkelijk naar nieuwe vormen van congresseren gezocht. Dat kreeg onder andere de vorm van een interview met een vroegmodernist en een lunchevenement onder de titel Visualizing politics. In zijn hoedanigheid als conferentievoorzitter benadrukte Jacco Pekelder het belang van de ontmoeting en stimuleerde hij deelnemers hun kans te grijpen om te netwerken. Die lieten dat zich geen twee keer zeggen, en de wandelgangen van het Amsterdamse Trippenhuis gonsden dan ook van de netwerkende historici.
De belichaamde democratie
Via een digitale verbinding sprak Hedwig Richter, hoogleraar aan de Universiteit van de Bundeswehr in München, de zaal op donderdagmiddag toe. Haar onderzoek richt zich op democratie en dictatorschap in Westerse landen in het algemeen. In het bijzonder onderzoekt Richter hoe de democratie belichaamd wordt. De kern van haar betoog is dat de geschiedenis van het lichaam onderdeel moet zijn van de geschiedenis van de politiek. Niet alleen omdat het recht op zelfbeschikking een basisprincipe is in democratieën – in de woorden van Richter ‘a basic property right’ –, maar vooral ook omdat het begrip democratie door mensen gedragen en uitgedragen wordt.
Capitaloceen
Een andere ontwikkeling die volgens Richter onlosmakelijk verbonden is met de moderne geschiedenis van natievorming, is het kapitalisme. Dat ontwikkelde zich in rap tempo vanaf het midden van de negentiende eeuw en leidde tot een groeiende welvaart voor allerlei groepen in de samenleving. De keerzijde ervan is de uitputting van onze aarde, met de huidige klimaatcrisis als gevolg. Volgens Richter is het daarom beter om te spreken over het Capitaloceen in plaats van het Antropoceen. Liesbeth van de Grift benadrukte in het panel volgend op de plenaire lezing dat dit onderwerp het meest urgente onderwerp van dit moment moet zijn voor historici. Ze riep ons op buiten de gebaande paden te treden, door te kijken bij en samen te werken met andere disciplines. Bovendien vestigde Van de Grift de aandacht op ‘non human agents’ als onderzoeksonderwerp. Deze actoren worden veelal buiten beschouwing gelaten, maar zijn subject in het politieke proces.
Tekst gaat verder onder afbeelding.
Le en la politique
Anna-Isabelle Richard legde uit dat er in het Frans een verschil bestaat tussen le en la politique. Waar het eerste woord de dagelijkse politieke gang van zaken beschrijft, benoemt het tweede het debat over die dagelijkse gang van zaken. Dat onderscheid is belangrijk, omdat het debat ook gaat over de interactie tussen mensen én over de interactie tussen velden en disciplines. Politieke geschiedenis, bekeken als la politique, heeft baat bij transnationale en transimperiale turns, zo betoogt Richard. Hoe de politiek uit- en doorwerkt in andere delen van wereld heeft invloed op de vragen die we stellen. Dit betoog kwam de volgende dag, zij het in een iets andere vorm, terug in de afsluitende lezing door Beatrice de Graaf. Aan de hand van haar case study naar de Europese collectieve veiligheid na 1815, liet De Graaf zien hoe zij de verschillende grand narratives van democratisering, veiligheid en imperialisme had verbonden in haar onderzoek en waar dat specifiek gebeurde. Door de aandacht te richten op de transimperiale netwerken in die tijd en aandacht te hebben voor de microgeschiedenissen, komen actoren bovendrijven die anders buiten beeld zouden blijven, in dit geval de vrouwen en hun salons én de nieuwe opkomende klasse van internationale bankiers. Hun handelen had grote invloed op het negentiende-eeuwse Europa, met gevolgen voor de bevolking in Europa én daarbuiten.
Wie het lokale niet eert…
Daarnaast richtte de conferentie de blik op het lokale niveau – een niveau dat politiek historici, die toch voornamelijk de negentiende en twintigste eeuw onderzoeken, veelal buiten beschouwing laten. Regionale geschiedenis is immers een ander veld. Vroegmodernisten daarentegen zijn gewend om het lokale en hun verschillen en overeenkomsten te bestuderen en in verband te brengen met het nationale. De vroegmodernist Judith Pollmann betoogt dan ook dat het juist het lokale perspectief is dat inzicht geeft in wat er gebeurde, en niet wat de beleidsmakers, vorsten of heersers wilden dat er gebeurde. Daarnaast wijst zij op het concept van nabijheid (concept of proximity), dat door de Franse historicus Pierre Rosanvallon is gemunt. Nabijheid, die in vroegmoderne tijden voor burgers zo evident was, ontbreekt in de huidige democratische natiestaten, waar de afstand tussen de overheid en haar burgers groot is en de kloof groeiende. Terwijl de kwesties die mensen nu raken volgens Pollmann in de kern niet zo wezenlijk anders zijn dan in vroegmoderne tijden.
Eurocentrisme
Beatrice de Graaf begon haar lezing met een disclaimer. Zij heeft als historicus een Eurocentrische blik, zo meldde ze aan het begin van haar lezing. Een dergelijke positiebepaling hoor je niet vaak bij politiek historici. Ik hoop dat haar uitspraak de deelnemers aan het denken heeft gezet over hun eigen blik. Getuige het feit dat het publiek zonder uitzondering wit was, is die reflectie ook nodig. Wil het vak relevant zijn en blijven, is een grotere diversiteit onder politiek historici van groot belang. Misschien kan dit ook een nieuw thema zijn voor de OPG om de komende jaren nader te onderzoeken.
Antia Wiersma is buitenpromovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG).