Interview – Jan Hoffenaar en Elsbeth Locher-Scholten over hun bundel Wat een vondst! Verhalen uit de geschiedenispraktijk
Naar aanleiding van het vertrek van Petra Groen, militair- en koloniaal historica, bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), waar zij veertig jaar werkzaam was geweest, zocht Jan Hoffenaar (hoofd onderzoek bij het NIMH) een originele invalshoek voor een aan haar op te dragen boek . Samen met Elsbeth Locher-Scholten (voormalig universitair hoofddocent Koloniale geschiedenis Universiteit Utrecht) en Anita van Dissel (universitair hoofddocent Maritieme geschiedenis aan Universiteit Leiden) ontstond het idee om een bundel samen te stellen over historische ‘vondsten’.
Maar wat is dat precies, een vondst? Jan: ‘Je hebt allemaal weleens iets meegemaakt tijdens je historische beroepsuitoefening waarvan je nu denkt: ‘dat was een mooi moment, toen ben ik het anders gaan zien. Soms heb je spontante ‘hé-momenten’, bijvoorbeeld ‘hé, zit dat zo’, ‘hé, dat wist ik nog niet’ of ‘hé, nu begrijp ik het pas’ en ‘hé, dáár doe ik het voor’.’ Elsbeth: ‘Eigenlijk hadden we geen definitie voor wat een vondst is, als het maar iets van een vonk overbrengt tussen jou en het archiefstuk of de foto, bijvoorbeeld. Een ‘vondst’ zorgt niet altijd voor 180 graden-vernieuwing, bij mij is het allemaal veel meer geleidelijk gegaan. Een ‘vondst’ hoeft dus niet altijd tot nieuwe kennis of geheel nieuwe inzichten te leiden, maar kan ook gewoon gaan over wat het vak voor jou zo aantrekkelijk maakt.’
Met de opdracht ‘beschrijf een vondst, wat betekende deze voor jou en hoe kunnen we deze plaatsen in een breder historisch kader’ gingen de auteurs – collega’s van Petra en vrienden uit het vak met wie zij samen had gewerkt – aan de slag. De bijdragen die binnenkwamen waren heel verassend, met uiteenlopende vondsten die een uniek inkijkje geven in zowel het historisch onderzoeksproces als de persoonlijke beleving van de historici. Ook Jan en Elsbeth vertelden over hun ‘vondsten’.
Kopstukken van de Koude Oorlog
In 2006 vond in Stockholm een bijzondere bijeenkomst plaats van kopstukken van de Koude Oorlog. Voormalig NAVO- en Warschaupactcommandanten bespraken, in aanwezigheid van historici en vertalers, de oorlogsstrategieën en -plannen van beide zijden ten tijde van de Koude Oorlog, met name tijdens de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Jan was er ook bij. ‘Het was heel bijzonder, ten eerste omdat het nog niet was voorgekomen dat beide kanten aan één tafel zaten. Er waren weleens round tables geweest met direct betrokkenen, maar altijd van één kant. Nu zaten beide partijen tegenover elkaar op neutraal terrein in Zweden, en dat waren mensen die ook letterlijk bij het IJzeren Gordijn tegenover elkaar hebben gestaan. Je moet goed bedenken dat we te maken hadden met mensen die hun hele leven hebben gegeven en gewijd aan het bestrijden van de andere partij, hun voormalige vijand. Het was daarom niet zo dat zij elkaar daarna in de armen sloten; ze zijn op een bepaalde manier opgevoed in een systeem, bij beide kanten aanwezig, en dat merkte je. Maar door erover te praten, creëer je in ieder geval meer wederzijds begrip. Deze bijeenkomst was voor hen ook een vorm van verantwoording afleggen.’
Het voornaamste doel van de bijeenkomst was een primaire bron te creëren die, aldus Jan, nog steeds heel vaak geraadpleegd wordt. ‘Zoveel bronnen als deze zijn er gewoon niet.’ Bovendien, dé grote spoiler van de bijeenkomst, en tevens de ‘vondst’ van Jan, was de uitspraak van een Sovjetgeneraal over de aanvalsstrategie van het Warschaupact en met name de totaal verblufte reactie daarop van de Amerikaanse generaal buiten dienst William Smith. ‘De Amerikaanse generaal, en de Engelse generaals, werden eigenlijk overvallen door dit inzicht in de strategie van destijds van de andere kant. Aan de NAVO-kant heerste toch altijd de gedachte dat als om een of andere reden de oorlog zou uitbreken, dat dan de Russen alsnog zouden proberen om die oorlog tot West-Europa te beperken en om een oorlog met grote intercontinentale raketten te vermijden.’ Beide kanten waren voorzichtig ‘met nucleair gaan’, zoals Jan het noemt, en dachten bovendien dat de andere partij zou beginnen. Maar als de (nucleaire) oorlog daadwerkelijk was uitgebroken, was het dus anders gegaan dan de NAVO-generaals altijd gedacht hadden. ‘Toen in de jaren tachtig de Koude Oorlog op zo’n hoog niveau, zo heel heet was geworden, gingen de militaire strategen van de Sovjet-Unie ervan uit dat een oorlog in West-Duitsland per definitie een oorlog met de Verenigde Staten zou zijn. In West-Duitsland waren namelijk ook Amerikaanse militairen gelegerd. Daarom was de strategie om dan maar in één keer te proberen als eerste vernietigend toe te slaan en de reactie van de Amerikanen, ongetwijfeld nucleair, maar te laten gebeuren.’
Het meest beangstigende vond Jan dat uit de bijeenkomst bleek dat over dit soort gigantische kwesties van leven en dood zoveel misconcepties en mispercepties bestonden. ‘Het besef groeide dat het toch altijd een gevaarlijke situatie geweest is, omdat er gehandeld moest worden binnen twintig tot dertig minuten als er iets zou gebeuren. Dat is gewoon objectief een gevaarlijke situatie.’ De periode van de Koude Oorlog wordt in de historiografie vaak afgespiegeld als een tijd van relatieve stabiliteit. ‘Het overheersende gevoel na de bijeenkomst was dat de strategie en het gevoel van afschrikking in zekere zin ook wel gewerkt hebben, maar deze strategieën waren wel gevaarlijk en hadden te maken met percepties. Diegenen die aan tafel zaten wisten behoorlijk goed wat de plannen waren. Alle inspanningen waren erop gericht om, voor het geval dat, volledig vernietigend toe te kunnen slaan. Het is makkelijker de periode als redelijk stabiel te karakteriseren want ‘ze hebben toch geen oorlog met elkaar gevoerd’, maar er is echt een aantal momenten geweest waar langs de afgrond gelopen werd.’ Jan sluit af: ‘Iedereen kan rationeel doen, maar, zoals bleek uit de bijeenkomst, speelden er nog een boel andere zaken mee.’
Verbanning in Indonesië
De ‘vondst’ van Elsbeth liep uit op twee andere vondsten, die samen het verhaal vertellen van de drie zonen van de ‘priesterkoning’ Si Singamangaraja XII, een gesneuvelde verzetsstrijder uit de Bataklanden van Midden-Sumatra. De zonen Willem Sabidan, Karel Boental en David Pangkilim Sinambela werden op 24 november 1916 verbannen uit hun woonplaats naar Batavia (Jakarta). ‘Mijn eerste vondst was een archiefstuk uit de collectie-Hazeu in het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde over een ontvoering van drie kinderen. Er stond geen leeftijd of iets bij; het gaf alleen een verslag van het gedwongen vertrek van de kinderen negen jaar nadat hun vader was gedood. Via een ingewikkeld reisprogramma waren ze onder strenge bewaking in Batavia terecht gekomen. Ik was er zo door geraakt omdat het ging om kinderen van onbekende leeftijd, en dacht ‘dit kan toch niet’.’ Zulke ‘microgeschiedenissen’ blijven tijdens een onderzoek vaak liggen, en blijven hangen tot op een later moment’, zegt Elsbeth.
Toen Jan met het voorstel kwam om een boek over vondsten te schrijven, dacht ze gelijk aan dit verhaal. Voordat ze eraan begon, moest ze een lezing geven op het landgoed Bronbeek in Arnhem. In de pauze liep ze een tijdelijke tentoonstelling in het museum binnen. Ineens stond ze voor een manshoge foto uit 1908: zes kinderen en een dominee voor een Nederlandse vlag. Het bleken de kinderen van Si Singamangaraja XII, onder wie de drie verbannen zonen. Dat ze tegen deze tweede vondst aanliep was dus echt puur toeval, vertelt ze. Hoe kwam het museum aan de foto? ‘Dat was ook weer toeval. Een vriend van een adjunct-conservator had op een veiling zomaar wat oude foto’s gekocht. Na een telefoontje fietste deze meteen naar hem toe en kwam zielsgelukkig thuis met deze vondst: een stapeltje foto’s uit het Batakgebied van rond 1910. Deze werden opgeslagen in de collectie van het museum.’
Een zoektocht in het Nationaal Archief naar meer informatie volgde. Hier deed Elsbeth de derde vondst, het persoonlijke verhaal van Karel Boental, de zoon van de belangrijkste vrouw en de mogelijke ‘troonsopvolger’ van Si Singamangaraja XII. ‘Het is een prachtige bron. Het is een heel dik stuk waarin hij zijn familie, zijn verbanningsgeschiedenis, de eigen ervaringen van zijn vakanties en zijn mogelijke toekomst beschrijft. Deze informatie is veel minder precies in andere archiefstukken te vinden, dus deze bron is echt een contrastem. Indonesische stemmen zijn so wie so nauwelijks in het archief te vinden’ Hierdoor is het mogelijk de gebeurtenissen te vergelijken met de andere kant van het verhaal in het koloniale archief. ‘Dit verhaal was echt zijn visie op het geheel. Dan hoef je je niet met empathie in te leven en in te lezen in de archiefstukken van de andere kant, maar je ‘hoort’ zijn verhaal. Daar was ik heel erg blij mee.’ De drie vondsten bracht Elsbeth bij elkaar en zo kon het verhaal over de zonen verteld worden. ‘Een verhaal maak je altijd zelf aan de hand van de bronnen; het was wel bekend dat zij naar Batavia zijn gebracht, maar de precieze geschiedenis was niet bekend. Zonder mij geen verhaal, maar dan had iemand anders het misschien gemaakt.’
Aanvankelijk dacht Elsbeth dat het om een ontvoering ging, maar het doel was verbanning, een disciplinaire maatregel die al in de negentiende eeuw gebruikt werd om de orde in de kolonie te bewaren. Dat was ook nu zo; de kinderen van een gedode verzetsstrijder werden al in de gaten gehouden. ‘De kinderen van Si Singamangaraja mochten naar school iets verderop. Maar toen door overplaatsing van hun toezichthouder na zo’n acht jaar het toezicht wegviel, vond het bestuur dat toch onverantwoord, zeker toen de zonen ‘teeners’ werden. Toen werd met name de belangrijkste zoon, Karel Boental, interessanter voor de Batak-bevolking. De gebruikelijke administratieve papiermolen werd toen in gang gezet om te regelen dat de kinderen uit hun woonplaats zouden vertrekken. Ze hadden op Java wel enige bewegingsvrijheid. Ze kregen onderwijs en later mochten zij ook naar verschillende plaatsen afreizen.
Hoe exemplarisch is dit verhaal? Een collega van Elsbeth noemde deze microgeschiedenis ‘alsof je door een gat in de bamboewand kijkt naar die koloniale wereld en daardoor ziet wat voor misstanden er bestaan. ‘Verbanning was een typisch koloniaal machtsmiddel. Ik denk dat het interessant is om nog veel meer onderzoek naar het onderwerp van verbanning te doen, omdat het niet ophield in 1949 bij de overdracht van de soevereiniteit: de Indonesische overheid ging er gewoon mee door. Het is een strafmaatregel die buitengewoon populair is geweest in de Indonesische archipel.’
Vondsten
Vondsten maken het, in welke vorm dan ook, mogelijk naar het verleden te kijken. Elsbeth: ‘Dat is eigenlijk ook het doel. Naast dat we wilden laten zien hoe leuk het vak is, is juist de bredere context van wat de vondst betekent en hoe die past binnen de geschiedenis belangrijk. Dat maakt dit boek interessant voor zowel een breder als een academisch publiek.’ Vondsten zeggen ons iets over het verleden én geven ons een uniek inkijkje in de binnenkamer van de historicus. Jan: ‘Dit was een leuk project om te doen en ook de auteurs hebben er met plezier aan gewerkt.’ Elsbeth: En niet alleen het plezier, het boek laat ook de ongelooflijke veelzijdigheid van ons vak zien. Dan denk ik elke keer: ‘Dit is toch echt het mooiste vak dat ik ooit had kunnen kiezen.’’
Jan Hoffenaar is hoofd onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en hoogleraar Militaire geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Elsbeth Locher-Scholten was universitair hoofddocent Koloniale geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Prijsvraag
Wil je net zo blij worden over geschiedenis én tegelijkertijd meer leren over militaire en koloniale geschiedenis? Stuur ons een mail waarin jij een historische vondst beschrijft die jij ooit eens hebt gedaan en wat dit voor jou betekende, en wie weet ontvang jij een exemplaar van Wat een vondst! We verloten twee boeken onder de beste inzendingen. Dit kan tot en met 20 mei 2021.
Dit interview is gehouden door Marlene van der Velden. Zij is masterstudent Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, met als afstudeerrichting Europe 1000-1800. Sinds februari is Marlene stagiaire webredactie bij Historici.nl.