Historici en het oog van de beeldenstorm
Het windstille gebied in het centrum van een tropische storm wordt het oog genoemd. Het is een bedrieglijke stilte, want sta je in het oog dan weet je dat het straks gaat losbarsten. Geldt dat ook voor de huidige storm over historische standbeelden? Staan historici in het oog van die beeldenstorm? De gebeurtenissen buitelen over elkaar heen. Terwijl ik dit schrijf komt het nieuws binnen dat de Gouden Koets met de omstreden slavernijafbeeldingen op de zijpanelen na de restauratie in het Amsterdam Museum kan worden bezichtigd. De koets wordt in zijn geheel over de daken van het museum getakeld naar de binnenplaats. Voorlopig reist het koningspaar op Prinsjesdag dus per auto of Glazen Koets naar het Binnenhof. De woedende reacties op sociale media zijn niet van de lucht.
Het is opmerkelijk hoe hoog emoties oplopen over historische monumenten, standbeelden, plaquettes, gevelstenen, straatnamen en andere vormen van materiële cultuur in de publieke ruimte. Vooral ontdekkingsreizigers, zeehelden, slavenhandelaars en politieke leiders moeten het ontgelden. Ze worden beklad, neergehaald of vernield. Terwijl voorstanders de beelden willen beschermen, beschouwen tegenstanders ze als gestolde knooppunten van hiërarchische verhoudingen uit een verleden tijd. Sommige groepen tegenstanders willen de beelden omverhalen, omdat een figuur op een zuil of sokkel nu eenmaal eerbetoon uitstraalt. Hoe hoger, hoe glorieuzer. Anderen vinden het prima als een plaquette met uitleg wordt aangebracht of als het beeld verplaatst wordt. Intussen worstelen bestuurders met heftige debatten en culturele botsingen die soms uit de hand lopen. Wat moeten ze doen, hoe kunnen ze het beste handelen?
Laten we allereerst niet vergeten dat materiële cultuur door het tastbare en gefixeerde karakter grote aantrekkingskracht op mensen uitoefent. Sacrale of politieke monumenten zijn een plek om te verzamelen, te bidden, te herdenken, te protesteren, om er rondom heen of ernaartoe te lopen, maar ook om te verminken of te vernietigen. Ze vormen bovendien vaak een ruimtelijk oriëntatiepunt. Religieus en politiek iconoclasme zijn een oud verschijnsel. Het gebeurde in het oude Egypte, de Griekse en Romeinse tijd (de damnatio memoriae), tijdens de beeldenstorm in de Nederlanden, De Engelse burgeroorlog, de Franse en Russische Revolutie enzovoorts. Beelden, schilderingen en monumenten fungeerden enerzijds als katalysator om frustratie en woede op af te reageren, anderzijds diende het beschadigen – zoals het afhakken van neuzen en oren – ook om magische krachten van de verbeelde figuren te ondermijnen.
Het religieuspolitiek iconoclasme is bepaald niet verdwenen, zoals bleek uit het opblazen van de grote Boeddhabeelden in 2001 in Afghanistan door de Taliban en de monumenten in Palmyra in 2015 door ISIS.[1] Maar de middelen van deze vernietiging zijn wel moderner en desastreuzer. Daarbij overheerst bij ISIS een concreet politiek doel: verzet tegen de kunstmatig getrokken staatsgrenzen van het Midden-Oosten door Frankrijk en Engeland in 1916 en hervestiging van ‘het oude kalifaat’.[2] Het ziet er inmiddels naar uit dat een nieuw iconoclastisch tijdperk is aangebroken, gezien de bekladdingen van Paul Kruger in Kaapstad, het omvertrekken van Edwin Colston in Bristol, de Rhodes Must Fall-campagne bij het Oriel College aan de Oxford Universiteit, de protesten over standbeelden van koning Leopold II in België of J.P. Coen in Nederland, en het ontsokkelen van de confederacy-beelden in de VS. Is deze beeldenstorm niet een geculmineerd verzet tegen de natiestaat, die historisch gezien gegrondvest is op grootschalige koloniale exploitatie en raciale uitsluiting?
Dat brengt me op het tweede punt. Monumenten en andere vormen van materiële cultuur zijn gecondenseerde historische verhalen en deel van een breder intertekstueel (visueel) discours die bepáálde waarden, zoals eer en patriottisme, overdragen.[3] De oprichting van heroïsche standbeelden in westerse landen tussen ca. 1850-1950 was een provocerende uiting van groeiend nationalisme. Tegelijkertijd vertelden de beelden wie wel en niet tot de natiestaat behoorden, wie burgers waren of onderdanen. Een wrang voorbeeld zijn de standbeelden van de zuidelijke militaire leiders uit de Amerikaanse burgeroorlog langs Monument Avenue in Richmond die daar sinds 1890 doelbewust zijn neergezet.[4] De zuidelijke staten hadden de burgeroorlog dan wel verloren en de slavernij was formeel afgeschaft, maar de standbeelden beklemtoonden onverminderd de vermeende superioriteit van witte Amerikanen. Wat Afro-Amerikanen hiervan vonden, telde niet. De conclusie is dat de huidige acties – inclusief de oprichting van nieuwe (tegen)monumenten – performatieve handelingen zijn om het nationale herinneringslandschap te transformeren.
Voor populistische leiders is de huidige beeldenstorm een perfecte kans om een nieuw nationalisme te promoten en de angst aan te wakkeren dat ‘we’ de natiestaat kwijtraken aan kosmopolieten. Zo legde Thierry Baudet in juni een bosje bloemen als eerbetoon aan ‘onze helden’ bij het standbeeld van Coen in Hoorn. Het schijnt overigens dat hij hetzelfde bosje na een uur weer bij een ander heldenbeeld heeft neergelegd.[5] Aan historici de taak om de betekenis en geschiedenis van monumenten uit te leggen met informatie over initiatiefnemers, motieven en reacties, inclusief de weerstanden destijds. Pas dan kan een zinvolle dialoog mogelijk worden.
Traditioneel zijn historici echter weinig opgeleid om materiële cultuur te analyseren, om de gebouwde omgeving te lezen als een archief.[6] Onder invloed van de discipline erfgoedstudies is daar enige verandering ingekomen. Leerzaam zijn de discussies over esthetische, ethische en politieke overwegingen bij de restauratie van materieel erfgoed. In hoeverre moeten monumenten in de oorspronkelijke staat gerestaureerd worden? Haal je de beschadigingen van het standbeeld weg dan verdwijnt ook de geschiedenis van de veranderde betekenissen. Het inmiddels veel toegepaste concept ‘difficult heritage’ van Sharon MacDonald biedt nuttige handvatten voor een kritische reflectie op dit proces.[7] Vanuit onderzoek naar collectieve herinnering, grootschalig geweld en moderne oorlogen is recentelijk ook het omstreden dadererfgoed meer in het vizier gekomen. Zo is bijvoorbeeld uiteindelijk besloten om de Muur van Mussert te restaureren, zodat het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog zichtbaar blijft en kritisch besproken kan worden.[8] De Muur wordt dus omgevormd tot een monument ter vermaning.
Om dezelfde reden is het onverstandig om al het materieel erfgoed van koloniale uitbuiting en racisme te verwijderen uit de openbare ruimte. Dit zou leiden tot een ‘onthistorisering’ van de gebouwde omgeving, tot het verdwijnen van sporen die verwijzen naar de initiatiefnemers van koloniale monumenten en naar hen die zich verzetten. De beelden kunnen van de sokkel worden gehaald en er kan een duidelijke toelichting bij komen, maar soms kan het materieel erfgoed beter verhuizen naar een museum waar het een rol kan vervullen in het erfgoedonderwijs.[9] Het zal steeds per casus beoordeeld moeten worden. De input van historici bij de omgang met dit omstreden erfgoed is daarbij onontbeerlijk.[10] Wellicht dat de tropische storm dan afneemt en verandert in een beheersbare bries.
Maria Grever is emeritus hoogleraar Theorie en methoden van de geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en research fellow bij het NL-Lab van het KNAW Humanities Cluster.
[1] Over de moedwillige vernietiging van cultureel erfgoed in deze en andere landen, zie het recente Advies van de Nederlandse UNESCO Commissie Een wapen in vredestijd. De uitvoering van het UNESCO Haags Verdrag en het gebruik van het blauw-witte schildje (Den Haag 2020) 12.
[2] Carolien Roelants, ‘Ieder zijn eigen grenzen’, NRC Handelsblad, 21-6-2014.
[3] Sabine Marshall, ‘Monuments in the context of migration: an introduction’, in Idem ed., Public memory in the context of transnational migration and displacement. Migrants and monuments (Cham 2020) 1-28.
[4] Casper Thomas, ‘Standbeelden zijn slechte bronnen voor een geschiedenisles’, De Groene Amsterdammer, 8-7-2020; Maria Grever, Onontkoombaar verleden. Reflecties op een veranderende historische cultuur (Hilversum 2020) 151-152; Paul Hardin Kapp, ‘Conservatism, tradition and popular iconoclasm in North America’, The Historic Environment: Policy & Practice (August 2020) 1-19 (https://doi.org/10.1080/17567505.2020.1810501).
[5] Zie https://www.nhnieuws.nl/nieuws/268738/thierry-baudet-legt-bloemen-bij-standbeeld-jp-coen-in-hoorn-en-doet-oproep
[6] Dienke Hondius, Nancy Jouwe, Dineke Stam en Jennifer Tosch, ‘Inleiding’, in Idem, Gids slavernijverleden Nederland / Guide slavery heritage The Netherlands (Volendam 2019) 1-8, 1; Kapp, ‘Conservatism, tradition and popular iconoclasm’, 9-10.
[7] Sharon MacDonald, ‘Is “Difficult Heritage” Still “Difficult”’?, Museum International 67 (2015) 6-22 (DOI: 10.1111/muse.12078).
[8] Ad van Liempt, ‘Ook de zwarte bladzijden s.v.p.’, Platform WO2 (zonder datum) (https://www.tweedewereldoorlog.nl/onderzoekuitgelicht/fout-verleden/ook-zwarte-bladzijden-s-v-p/) en Miel Groten, ‘Dit nooit muur’, Historici.nl (13-11-2017) (https://www.historici.nl/dit-nooit-muur/).
[9] Over erfgoededucatie, zie Maria Grever en Carla van Boxtel, Verlangen naar tastbaar verleden. Erfgoed, onderwijs en historisch besef (Hilversum 2014) en Mark Schep e.a., Interactie en inclusie. Trendrapport museum- en erfgoededucatie 2019 (Utrecht 2020).
[10] De American Historical Association heeft enkele aanbevelingen gegeven voor de manier waarop lokale overheden kunnen omgaan met monumenten die betrekking hebben op slavernij en racisme (zie https://www.historians.org/news-and-advocacy/aha-advocacy/aha-statement-on-confederate-monuments).