Een zuidelijke echo van het Leidens Ontzet
Vandaag eten vele Leidenaren haring en wittebrood. Wie zelf niet zo handig is met het schoonmaken van een haring, zo verneem ik op de website van de 3 October Vereeniging, kan terecht op de Aalmarkt. Daar staat ‘de top van het Katwijks haringsnijdersgilde’ klaar om dat klusje over te nemen. En wie liever wat warms achter de kiezen heeft, gezien de regen die voorspeld was, kan opteren voor een hutspot. Voor een onschuldige Belgische literatuurhistoricus die pas een half jaartje in Leiden werkt, zoals ondergetekende, kan het niet veel Hollandser worden dan samen haring en hutspot eten. Bij nader inzien is er echter wat meer aan de hand dan oudhollandse gezelligheid.
Het Beleg
Dat haring en hutspot op de derde dag van oktober op het menu staan in Leiden, heeft te maken met wat er zich in 1574 in de stad afspeelde. Leiden viert namelijk het ‘Leidens Ontzet’, de bevrijding uit een beleg dat Spaanse troepen rond de stad geslagen hadden, met het doel de stad uit te hongeren en tot overgave te dwingen. Toen de voorraden binnen de stadsmuren in de loop van september allengs uitgeput raakten, en de magistraat op het punt stond de stad aan de Spanjaarden over te laten, slaagde men erin contact te leggen met het geuzenleger van Willem van Oranje. Die stelde alles in het werk om de stad te bevrijden. Door bressen in de Hollandse dijken te slaan, en met wat hulp van een noordwesterstorm die het zeewater het land in stuwde, slaagden de geuzen erin de Spanjaarden op de vlucht te doen slaan. In al hun haast, zo gaat de verhaal, lieten de Spanjaarden een ketel achter met de hutspot er nog in. En de overwinnaars brachten voor de uitgehongerde Leidenaren scheepsladingen wittebrood en haring mee. Een legende was geboren.
Herinneren… in Noord
De haring en de hutspot zijn niet de enige legenden die het Leidens Ontzet voortbracht. Zoals wel meerdere episodes uit de Tachtigjarige Oorlog wordt ook het Ontzet geassocieerd met bij naam bekende helden die sleutelrollen zouden hebben vervuld, zoals de weesjongen die de hutspotketel vond. Zo heeft Breda het verhaal van het Turfschip, en eert Haarlem Kenau Simonsdochter Hasselaer, een vrouw die de verdediging van de stad op zich nam. Opvallend is dat daarbij niet alleen de politieke hoofdfiguren in het collectieve geheugen gegrift raken, maar ook figuren uit de marge, zoals de Leidse weesjongen, of de simpele schipper die op het idee kwam om soldaten in zijn lading te verstoppen. De mythevorming rond dit soort figuren kwam al in de zestiende eeuw zelf op gang, en is door (literatuur- en cultuur)historici goed in kaart gebracht.
…en Zuid
Wat opvalt in de beeldvorming over de Tachtigjarige Oorlog, is echter de sterk noordelijke invalshoek. Zo heeft de Leidse 3 October Vereeniging het over de strijd van ‘ons land’, dat het opnam tegen ‘Spanje’, terwijl het beeld dat die Tachtigjarige Oorlog géén vrijheidsoorlog was tegen een buitenlandse mogendheid, inmiddels toch algemeen aanvaard mag heten. De spanning tussen ‘wij’ en ‘zij’ is ook te proeven in de recente discussie over de term ‘Gouden Eeuw’, die niet alleen in de overzeese gebieden en in de voormalige kolonies vragen oproept, maar ook dichter bij huis, in Brabant en Limburg. Aan België ging de discussie grotendeels voorbij, maar het mag wel eens gezegd dat bijvoorbeeld de herdenking van ‘80 jaar oorlog’ in 2018, vrij exclusief op het Nederlandse grondgebied gericht was, terwijl de oorlog evengoed in het zuiden woedde en daar ook zijn sporen naliet.
Een Mechelaar over Leiden
Op 3 oktober wil ik daarom de beeldvorming even omkeren, en een zuiderling aan het woord laten, die zich in de vroege zeventiende eeuw uitliet over het Leidens Ontzet. Deze zuiderling heette Willem de Gortter, en was een protestantse rederijker die zijn hele leven in Mechelen woonde, een aartskatholieke en koningsgetrouwe stad in het Spaanse Zuiden. In het geheim vervaardigde hij een handschrift vol opruiende en rebelse literatuur waarin hij ook het Wilhelmus overschreef. Daarin noteerde hij over het Leidens Ontzet de volgende twee chronogrammen. In de in het rood geschreven hoofdletters zit telkens het jaar 1574 verstopt, dat je kan vinden door de letters als Romeinse cijfers op te tellen:
Samen met een andere Mechelaar maakte De Gortter ook een album met tekeningen van episodes uit de Opstand, waar zijn chronogram in licht gewijzigde vorm fungeert als bijschrift:
De tekening en de jaarrijmpjes lijken onschuldig, maar waren in het Mechelen van die tijd ongetwijfeld verboden. Het bestaan ervan toont aan dat men ook in het Zuiden, in de zeventiende eeuw, nog sympathiseerde met de Leidenaren, zij het op bescheiden schaal. Dat was niet vanzelfsprekend in een periode waarin het gezag van de katholieke kerk en de Spaanse overheid geheel hersteld waren. Hoe die onderhuidse, subversieve cultuur precies werkte vormt de focus van mijn onderzoek. Dat mag ik als literatuurhistoricus uit het katholieke Zuiden uitvoeren aan de Universiteit Leiden, die gesticht werd om de overwinning van 3 oktober te vieren.