Dossier Virussen & Bacteriën – Corona en de twijfels van de historicus
Door Tim Soens
Ik bestudeer natuurrampen in het verleden. Al twintig jaar lang. Eerst overstromingsrampen, en vervolgens in tal van publicaties, projecten en promotietrajecten uitwaaierend naar onder meer hongersnood, zandverstuivingen, en jawel, pandemieën: cholera in de negentiende-eeuwse steden, veepest in de achttiende eeuw en natuurlijk die moeder van alle epidemieën uit de Europese geschiedenis: de pest. De komst van het nieuwe coronavirus zou voor mij dus een uitgelezen kans moeten zijn om al die inzichten over de omgang met pandemieën in het verleden te vertalen naar heldere reflecties over continuïteiten en verschillen tussen vroeger en nu. De wereld snakt naar duidelijke scenario’s over economische impact en maatschappelijke ontwrichting en naar hoopgevende verhalen over hoe pandemieën in het verleden kansen creëerden voor technologische, sociale of institutionele vernieuwing.
Prominente historici als Walter Scheidel, Yuval Noah Harari of Frank Snowden aarzelen niet om het nieuwe coronavirus te duiden als een potentiële game changer die, naar analogie met grote pandemieën in het verleden, de weg kan effenen naar meer gelijkheid, een technocratische samenleving of het einde van ons politiek bestel. ‘It’s the end of the world as we know it.’ Ja toch? Dat was toch ook zo na de Zwarte Dood? Ik weet het niet. Ik twijfel. Ik was zelf altijd een grote verdediger van de stelling dat onze technologische vooruitgang, onze welvaart en welvaartsstaat ons niet per definitie beter beschermen tegen natuurrampen dan honderd of vijfhonderd jaar geleden het geval was. Maar dan dacht ik vooral aan geofysische of klimatologische rampen en niet aan pandemieën. Dodelijke pandemieën beschouwde ik vooral als problematisch voor regio’s en mensen zonder toegang tot adequate gezondheidszorg, en dit zowel in het verleden als vandaag. Quod non. Plots bleek een pandemie ook in Europa opnieuw tienduizenden doden te eisen.
Angst
Eén ding weet ik zeker: de coronacrisis heeft de angst, het verdriet en de wanhoop die gepaard gaan met pandemieën wel heel concreet gemaakt. Angst om besmet te worden, angst om in overvolle ziekenhuizen terecht te komen, angst om niet geholpen te kunnen worden, angst om zelf te sterven of een dierbare te verliezen, het lange en bange afwachten tot het aantal besmettingen en doden eindelijk weer afneemt; het werd allemaal plots heel tastbaar. Quarantaines in het verleden konden bijzonder lang duren: Carlo Cipolla beschrijft hoe het Toscaanse castello Monte Lupo in 1630 en 1631 twee keer in quarantaine werd geplaatst, van het eerste sterfgeval op 1 september tot 21 maart, en opnieuw van 9 juni tot 25 oktober, meer dan twee maand na de laatste besmetting. Isolatie, onzekerheid, blokkades, noodleningen, voor sommigen werkloosheid en honger en voor iedereen de angst voor de dood die rondwaart in de verlaten straten. De harde realiteit van het leven in tijden van pest.
De onzin van creatieve destructie
Ik heb in mijn onderzoek altijd geweigerd rampen als ‘kansen’ te beschouwen. Rampenhistorici laten zich nogal eens verleiden door Schumpeteriaanse ideeën over het belang van creatieve destructie. De ramp toont duidelijk aan dat de bestaande structuren gefaald hadden, en dus vervangen moesten worden door iets nieuws. Een veerkrachtige samenleving past zich aan, en hervormt. Het oude gaat op de schop en een nieuwe, ‘betere’ samenleving, krijgt vorm. In dergelijke logica verworden rampen – of het nu om een epidemische ziekte of een hongersnood gaat – van doffe ellende tot noodzakelijke katalysator. De cholera-uitbraken van de negentiende eeuw toonden de noodzaak aan om de arbeiderswijken te saneren. In één ruk werden zowel de slechte hygiënische omstandigheden als het moreel verval in de arbeiderswijken aangepakt. Een productievere arbeidersklasse zou het resultaat zijn. Eeuwenoude systemen van drinkwatervoorziening en afvalrecyclage werden vervangen door moderne waterleidingen – rigide, gecentraliseerde infrastructuren met hoge milieukost tot vandaag.
Voorkomen is beter dan genezen
Alle samenlevingen veren vroeg of laat terug na een ramp. Wat telt, is het aantal slachtoffers dat in de tussentijd gevallen is en het menselijk leed dat veroorzaakt werd. En daarin zijn nogal wat verschillen op te tekenen. Of het nu gaat om de cholera, de pest, malaria of straks COVID-19: telkens opnieuw blijkt dat infectieziekten op sommige plaatsen een regelrechte ravage aanrichten, terwijl elders de schade veel meer meevalt en een echte ramp vermeden kan worden. Wat speelt daarbij een rol? Wetenschappelijke kennis en medische infrastructuur? De kwaliteit van de instellingen? De ongelijkheid in de samenleving of het algemene welvaartsniveau? Who suffers and why? Uiteindelijk moeten we op zoek naar wat Piers Blaikie en Ben Wisner de ‘grondoorzaken’ (root causes) van kwetsbaarheid noemen, en die grondoorzaken blijken nogal eens te verschillen van samenleving tot samenleving. Het verhaal van de cholera in de negentiende eeuw opent dus vooral een venster op de onderliggende, structurele, problemen van de industrialiserende samenleving van die periode. Cholera leert ons weinig over COVID-19 vandaag. Maar door te kijken welke negentiende-eeuwse steden en welke huishoudens zwaar getroffen werden door cholera, en welke niet, kunnen historici wellicht wél een zinvolle bijdrage leveren aan het begrijpen van wat er vandaag is fout gelopen. Toch?
Tim Soens is hoogleraar Milieugeschiedenis verbonden aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen. Hij doet vooral onderzoek naar natuurrampen van de middeleeuwen tot de negentiende eeuw (tim.soens@uantwerpen.be).
Referenties
- Ben Wisner, Piers Blaikie et al., At Risk. Natural hazards, People’s vulnerability and disasters (Londen 1994).
- Carlo M. Cipolla, Contre un ennemi invisible. Epidémies et structures sanitaires en Italie de la renaissance au XVIIe siècle (Paris, 1992).
- Bas Van Bavel, Daniel Curtis, Jessica Dijkman, Matthew Hannaford, Maïka de Keyzer, Eline Van Onacker, Tim Soens, Disasters and History (Cambridge, te verschijnen).