Dossier Virussen & Bacteriën – 1709: Een driedubbel rampjaar
Door Mirjam Janssen
De Bank of England verwacht door de coronacrisis de grootste recessie sinds 1709. Dat was een vreselijk jaar met drie catastrofes achter elkaar. Europa werd toen getroffen door een natuurramp, een heftige griepgolf en een uitbraak van de pest.
De winter
Het jaar was net een paar dagen oud toen de temperaturen in Europa scherp daalden. Van het noorden tot het zuiden, overal begon het hard te vriezen – het werd de koudste winter in 500 jaar. Zeeën, rivieren en havens bevroren, sneeuw maakte wegen onbegaanbaar, bomen knapten door de zware vorst. Zeelieden kwamen met hun schepen vast te zitten in het ijs en verhongerden. Ook op het land raakte het voedsel op doordat er geen transport mogelijk was. Mensen verbrandden hun meubels om warm te blijven. Desondanks waren de huizen steenkoud en bevroor het eten, alleen sterke drank bleef vloeibaar. Wolven trokken door desolate dorpen, op zoek naar prooi – soms waren dat door de kou bevangen inwoners.
De vorst hield aan tot half april. Maar daarmee was de ellende niet voorbij. Toen de sneeuw en het ijs gingen smelten, ontstonden er overstromingen. Aan de honger kwam evenmin een eind. Door de kou was veel vee gestorven en waren landbouwgewassen beschadigd geraakt. De gevolgen voor de voedselvoorziening hielden nog zeker een jaar aan. De graanprijzen stegen en er braken rellen uit. Vooral Frankrijk kreeg het zwaar te verduren, er stierven naar schatting 600.000 mensen meer dan gemiddeld.
De oorzaak van de extreem lage temperaturen is niet helemaal duidelijk. Mogelijk was er een verband met verschillende vulkaanuitbarstingen in de jaren daarvoor, onder meer op het Griekse eiland Santorini en van de Vesuvius bij Napels. Daardoor zou er zoveel stof en as in de atmosfeer zijn geraakt dat zonlicht de aarde minder kon bereiken. Een andere verklaring is dat 1709 in het Maunder minimum viel, een periode tussen 1645 en 1715 met verminderde zonne-energie.
Griepepidemie
De hongerige, verzwakte Europeanen waren vatbaar voor ziektes. Allereerst sloeg een gemene griep toe. Die was al sinds 1708 actief in Italië, maar kon nu verder oprukken. Zieken kregen ademhalingsproblemen, hoofdpijn, koorts en verloren hun eetlust. Soldaten die betrokken waren bij de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) droegen door hun lange marsen bij aan de verspreiding van de influenza. Deze griep leek vooral in West-Europa voor te komen, maar het kan ook zijn dat de uitbraak ervan in het oosten werd gecamoufleerd door een nog veel ergere epidemie: de pest.
Massale sterfte
Sinds 1700 woedde oorlog tussen Rusland, Denemarken en Polen enerzijds tegen Zweden anderzijds. Het was een allesverzengende, zich voortslepende strijd. De pest had vermoedelijk eerder die eeuw de kop opgestoken in Azië en via handelsroutes rond 1709 het oosten van Europa bereikt. Daarna verspreidde de ziekte zich in de Baltische regio van stad naar stad, en sloeg genadeloos toe. In sommige plaatsen stierf meer dan de helft van de inwoners. Om besmette plaatsen werd een cordon sanitaire gelegd en zieken werden opgesloten in pesthuizen. Meer viel er niet tegen de epidemie te doen. De ontvolkte steden en dorpen konden de legers niet meer voeden. Uiteindelijk werd Zweden verslagen en kwam Rusland naar voren als de nieuwe sterke macht in de regio.
Of de economie daarna duidelijk uit de recessie kroop – zoals de uitspraak van de Bank of England veronderstelt – is lastig te zeggen. Wel was er sprake van vernieuwingen in de landbouw, de wetenschap en de nijverheid. Daardoor kon in de tweede helft van de eeuw de industrialisatie op gang komen. Eerst alleen in Groot-Brittannië, later ook in de rest van Europa.
Mirjam Janssen heeft geschiedenis gestudeerd, is medewerker van Historisch Nieuwsblad en geeft de workshop Schrijven over geschiedenis. Ze schreef Liefde in de Lage Landen. Een portret van Nederland in 15 huwelijken (2020).