Historici.nl





Gepubliceerd op 04-03-2021

Dossier Kiezen & Formeren – Het RTL-verkiezingsdebat 2021 in historisch perspectief 

Televisiedebatten zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse verkiezingscampagne. Zelfs tijdens een wereldwijde pandemie verschijnen de lijsttrekkers meermaals op televisie om met elkaar in debat te gaan. Volgens sommige politiek analisten zijn televisiedebatten in deze campagne van extra groot belang omdat veel politieke partijen vanwege de coronamaatregelen hun fysieke campagne tot een minimum hebben beperkt.

Afgelopen zondag, 28 februari 2021, vond het RTL-verkiezingsdebat plaats, een cruciaal debat omdat het midden in de campagne werd gehouden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het NOS-slotdebat aan de vooravond van de verkiezingen. Het ware ‘game-changer’-effect bleef uiteindelijk uit. Er waren geen grote blunders maar ook geen grote overwinningen. Toch was er een aantal interessante momenten. Deze longread beschouwt het debat met name vanuit historisch perspectief en benoemt een aantal (retorisch) interessante momenten. Hoe verhoudt dit debat zich tot debatten uit de geschiedenis? Was er ‘retorisch vuurwerk’? En waar gingen de lijsttrekkers de mist in?

Een kleine geschiedenis van televisiedebatten in Nederland

In vergelijking met omringende landen kent Nederland een lange traditie van televisiedebatten. Na het beroemde Amerikaanse debat tussen John F. Kennedy en Richard Nixon in 1960 waren veel landen huiverig voor het effect van televisiedebatten op de verkiezingsuitslag. Men was bang dat kiezers zouden stemmen op de meest televisiegenieke kandidaat, en niet op de kandidaat met de beste politieke ideeën. In Frankrijk werd daarom pas in 1974 het eerste televisiedebat gehouden en in het Verenigd Koninkrijk pas in 2010. De Verenigde Staten hielden pas zestien jaar na het beroemde debat weer een debat op televisie.

In Nederland vond het eerste televisiedebat plaats in 1963 en sindsdien worden er elke verkiezingen minimaal twee debatten uitgezonden. Het eerste debat in 1963 zag er nog heel anders uit dan nu. Op een foto van een van de debatten zien we de politici gemoedelijk aan een tafel zitten met stapels papieren voor zich en een asbak in het midden, heel anders dan de katheders waar de politici nu achter staan.

Debat 16 april 1963. Bron: Nationaal Archief. Fotograaf: Hugo van Gelderen – Anefo

Door de jaren heen zijn de debatten veranderd. De debatleider heeft zich ontwikkeld van een scheidsrechter die de tijd in de gaten hield tot een kritische ondervrager. Ook werd er, met name door RTL, dat sinds 1994 ook een televisiedebat organiseert, geëxperimenteerd met formats. Dit was niet altijd een onverdeeld succes. Een uitschieter was het RTL-verkiezingsdebat van 2002, waarbij de lijsttrekkers debatteerden in de finale van de Soundmixshow. Achteraf kreeg dit format flinke kritiek, en RTL heeft dit format dan ook niet doorgezet.

Televisiedebatten hebben in het verleden bewezen een ‘gamechanger’ te kunnen zijn. Al in 1963 werd de winst van Boer Koekoek (Boerenpartij) toegeschreven aan zijn optreden in het televisiedebat. Hij sprak zonder papier en trok alles wat zijn tegenstander Bauke Roolvink (ARP) zei in twijfel. Ook Ruud Lubbers (CDA) had in 1986 volgens sommigen zijn winst te danken aan zijn televisieoptreden. Andersom werkt het ook: in 2002 leed de PvdA een nederlaag nadat Ad Melkert (PvdA) zich niet staande wist te houden in het debat tegen Pim Fortuyn (Lijst Pim Fortuyn).

De tranen van Wiegel en de ‘I feel your pain’ van Klaver 

Terug naar afgelopen zondag. Allereerst was het natuurlijk een historisch debat omdat het plaatsvond tijdens de coronacrisis. Dat bleek ook duidelijk uit de stellingen: twee van de vijf hadden te maken met corona. Er was daarnaast geen publiek aanwezig, maar een Zoomwall met mensen die thuis meekeken. Debatten werden in het verleden overigens overwegend zonder publiek gevoerd. Pas in de jaren negentig was een geselecteerd publiek welkom in de studio.

Door de afwezigheid van het publiek, miste het debat een zekere dynamiek. Politici misten de continue feedback die het publiek geeft in de vorm van klappen, joelen of knikken. Om te zorgen dat het geen droog debat werd, had RTL gekozen voor een ander format dan de afgelopen jaren gebruikelijk was. In plaats van de politici te laten ondervragen door een kritische journalist, kwamen ze tegenover een ‘gewone Nederlander’ met een probleem te staan. In het verleden is er met dit town-hall format geëxperimenteerd. Zo werden politici tijdens het debat van 1967 ook geconfronteerd met vragen van kiezers. In de jaren zeventig verdween dit format weer van het toneel, toen de politieke partijen meer gingen onderhandelen over de voorwaarden van de debatten. Daarna werd vaak gekozen voor een studiodebat met een neutrale gespreksleider.

Wat voor effect een vraag van een kiezer op politici kon hebben, bleek bij een debat tussen Hans Wiegel (VVD) en Joop Den Uyl (PvdA) in het programma AVRO’s Vragenvuur in 1981. Anders dan bij andere verkiezingsdebatten werden hier vanwege het specifieke format van het programma wel vragen uit het publiek gesteld. Wiegel, net een paar maanden daarvoor zelf weduwnaar geworden, kreeg een vraag over gezinshulp aan weduwnaars met jonge kinderen. Deze vraag werd hem te veel en hij barstte op televisie in snikken uit. Joop den Uyl legde vaderlijk een hand op Wiegels arm.

Dit soort confrontaties bleef dit jaar uit. De lijsttrekkers gingen op verschillende manieren om met de vraag van de kiezer. Mark Rutte (VVD) kreeg het moeilijk tegenover een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Geert Wilders (PVV), geconfronteerd met een Marokkaanse-Nederlander die zich door Wilders gereduceerd voelde tot ‘tweederangsburger’, gaf geen centimeter mee en weigerde zelfs het aanbod om een keer couscous te komen eten. 

Jesse Klaver (GroenLinks) pakte het daarentegen totaal anders aan. Hij stond tegenover een student die zich gedupeerd voelde vanwege het in 2015 ingevoerde leenstelsel, waar GroenLinks toentertijd aan mee had gewerkt. In plaats van gelijk over te gaan op zijn eigen betoog, stelde Klaver vragen over de impact van het leenstelsel op de vragensteller. Deze aanpak vertoont veel gelijkenissen met hoe Bill Clinton in 1992 reageerde op een vraag uit het publiek. Ook hij toonde eerst interesse voor de problemen van de vragensteller en ging daarna pas over op zijn eigen plannen. Deze ‘I feel your pain’-aanpak was erg succesvol voor Clinton en ook Klaver leek hierdoor redelijk zonder kleerscheuren uit de discussie te komen.

Zwarte Piet als minister van Cultuur 

De rest van het debat verliep volgens het traditionele concept: er werden stellingen gepresenteerd, lijsttrekkers stemden voor of tegen en gingen daarna met elkaar in debat. Hoewel het debat niet voor aardverschuivingen heeft gezorgd, was er een aantal momenten dat opviel. Het meest spraakmakende moment was misschien wel de inbreng van Geert Wilders (PVV) bij het debat over de stelling of het nieuwe kabinet minimaal tien procent bewindslieden van kleur of met een niet-Westerse achtergrond zou moeten hebben. Wilders zei hierop dat de eerste persoon die hij zou willen verdedigen Zwarte Piet was, en stelde voor deze minister van Cultuur te maken. Hij deed hiermee een poging het debat te reframen, dat wil zeggen de focus van het debat te veranderen. Door Zwarte Piet te noemen, lokte Wilders een aantal andere politici, onder wie Sigrid Kaag (D66), uit de tent en kreeg de kans zich duidelijk te profileren op een onderwerp dat aansluit bij zijn verkiezingsprogramma, namelijk het verdedigen van ‘de Nederlandse cultuur’ en de ‘discriminatie’ van Nederlanders. Gespreksleider Frits Wester moest uiteindelijk ingrijpen om het debat terug te brengen naar de oorspronkelijke stelling.

Het ‘Wiegeltje’ van Hoekstra

Nieuwkomer Wopke Hoekstra (CDA) keek tijdens zijn betogen opvallend vaak in de camera en richtte zich op die manier rechtstreeks tot het Nederlandse volk. Dit trucje werd in de jaren zeventig veelvuldig gebruikt door VVD-lijsttrekker Hans Wiegel en wordt daarom ook wel een ‘Wiegeltje’ genoemd. In de nabeschouwing bij Jinek, waar Hoekstra na het debat aanschoof, verklaarde Hoekstra dat hij dit inderdaad bewust deed.

De zus van Jesse Klaver 

Wat verder opviel was dat Jesse Klaver zijn standpunten vaak inleidde met een verhaal van een familielid. Bij de stelling of reguliere zorg weer voorrang moest krijgen op coronazorg, haalde hij zijn zus aan, die tegen hem had gezegd: ‘Jullie in Den Haag moeten niet op de stoel van de arts gaan zitten.’ Wat hij hier deed, waren in feite twee dingen. Allereerst is het gebruik van een verhaal een manier om de toehoorder bij je argument te betrekken en je argument te structureren. Het verhaal dat Klaver hier vertelde geeft zijn argument een gezicht en spreekt tot de verbeelding. Het praten over familie maakt de politicus daarnaast menselijk. Ten tweede gebruikt hij zijn zus als stem voor zijn eigen argument. Hij haalt haar aan als autoriteit en om zijn eigen argument kracht bij te zetten. Later in het debat herhaalde hij deze techniek door te praten over zijn broertjes en zusjes, waardoor het trucje er wellicht te dik bovenop lag.

Liegen en bedriegen 

Een andere bekende oneliner uit de Nederlandse politieke geschiedenis is natuurlijk ‘U draait en u bent niet eerlijk.’ In een radiodebat op Radio1 in 2006 beschuldigde Jan Peter Balkenende (CDA) Wouter Bos (PvdA) van liegen en liep het imago van Bos een flinke deuk op. Klaver deed op een bepaald moment in het debat ongeveer hetzelfde. Toen Mark Rutte en Wopke Hoekstra kernenergie noemden als een oplossing voor het klimaatprobleem, noemde Klaver dat ‘liegen en bedriegen’. ‘Hier wordt gelogen’, zei Klaver, en hij trachtte hiermee de geloofwaardigheid van Rutte en Hoekstra aan te tasten. Het is echter nog de vraag of deze beschuldiging net zo blijft hangen als die van Balkenende. Uit de peilingen direct na het verkiezingsdebat bleek de aanval op Rutte wel iets van effect te hebben, maar nog steeds was hij volgens de ondervraagden het meest ‘premierwaardig’.

Een kerncentrale in Groningen? 

Tijdens een televisiedebat zit een ongeluk in een klein hoekje. Een bekend voorbeeld is de uitspraak ‘U kijkt zo lief’ van Jan Peter Balkenende (CDA) tegen presentatrice Mariëlle Tweebeeke uit 2010. Tweebeeke liet een pauze vallen en het publiek joelde. Balkenende betuigde later spijt van deze opmerking. Gingen er tijdens het RTL-debat van zondag ook politici onderuit? 

Eigenlijk waren er weinig grote blunders, en degene die er waren leken met een sisser af te lopen. Klaver ging de mist in toen hij het Nederlands elftal als metafoor wilde gebruiken en Ronald Koeman noemde als bondscoach, terwijl dat momenteel Frank de Boer is. Dit leverde slechts wat hilariteit op Twitter op. Een wellicht ondoordachte uitspraak met wat meer effect kwam van Mark Rutte. In het debat over kernenergie werd door Lilian Marijnissen (SP) aan Rutte gevraagd waar deze centrale dan zou moeten komen. Rutte leek vrij zeker van zijn zaak en zei dat de provincie Groningen deze centrale wel wil. In het debat kwam hij hier eigenlijk vrij gemakkelijk mee weg, maar op Twitter en in de media daarna ontstond ophef over de uitspraak. Verschillende leden van de Groningse Provinciale Staten hebben inmiddels al laten weten dat zij niet op een kerncentrale zitten te wachten. Rutte ging dus meer onderuit na het debat, dan tijdens.

Slotbeschouwing

Het RTL-verkiezingsdebat bleek uiteindelijk niet de ‘gamechanger’ die het had kunnen zijn. Hoewel het debat in dit opzicht niet ‘historisch’ te noemen is, is het wel een bijzonder debat in de politieke geschiedenis omdat het plaatsvond midden in een pandemie. De aanwezigheid van een publiek via een Zoomwall was een unicum, en die zal waarschijnlijk (hopelijk) in de toekomst niet vaker te zien zijn. Zonder publiek had het debat wel minder dynamiek waardoor bepaalde argumenten, oneliners en grappen niet de kracht hadden die ze hadden kunnen hebben. 

De confrontatie met de kiezer was een vernieuwend element en leverde interessante momenten op. Wellicht wordt hiermee een trend gezet voor toekomstige debatten. Verder waren politici tot in de puntjes voorbereid, waardoor grote blunders werden voorkomen maar betogen soms ook te ingestudeerd leken. Het waren dan ook vooral de onverwachte momenten die voor spanning zorgden. 

Verkiezingsdebatten hebben in het verleden bewezen de lijsttrekker te kunnen maken of breken. Het RTL-verkiezingsdebat heeft iets van een dergelijk effect gehad op het imago van Rutte, maar heeft de peilingen niet op zijn kop gezet. Maar 17 maart is nog ver, en er kan nog van alles gebeuren. Er staan nog andere debatten op het programma die de mogelijkheid in zich dragen een ‘gamechanger’ te zijn. 

Hilde Lavell is onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis. Ze schrijft onder andere over de veranderende verhoudingen tussen parlement en media.

Bronnen
Hoogendijk, Ferry. Partijpropaganda in Nederland (Amsterdam: Agon Elsevier, 1971). 

Kaal, Harm. ‘De cultuur van het televisiedebat’, in Tijdschrift voor Geschiedenis, vol. 127, no. 2 (2014). 

Walter, Annemarie & Philip van Praag. ‘Het tv-debat als gamechanger’, in Media, macht & politiek, red. Philip van Praag & Kees Brants (Diemen: AMB, 2014). 

Walter, Annemarie & Philip van Praag. ‘Van volgzaal en respectvol naar dominant en sturend: de rol van de moderator in het Nederlandse verkiezingsdebat (1963-2010)’, in Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 42, no. 1 (2014). 

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.