Dossier Universiteit van de Toekomst – Sta als academische gemeenschap pal voor de academische persvrijheid
‘Een schaar in handen van kinderen’, dat was het negatieve commentaar van enkele Utrechtse hoogleraren toen ze in mei 1825 hoorden van de oprichting van De gekortwiekte Faam, het eerste Nederlandse studentenblad. Het blad wilde onder meer actualiteiten in de Utrechtse academie bespreken. Volgens deze hoogleraren kwam de studenten – academische kinderen – dit recht niet toe en berokkende een dergelijk blad alleen maar schade aan de academische gemeenschap. Het blad werd gezien als ‘een zaadzaaijer niet alleen van ondeugd, maar vooral van tweedragt, tusschen deze en andere Hogescholen’.[1]
Hoewel de universitaire pers zich in de afgelopen tweehonderd jaar heeft ontwikkeld tot een volwaardig en niet meer weg te denken onderdeel van de universiteit – tegenwoordig heeft iedere universiteit en hogeschool een eigen blad –, is het ongenoegen over de universitaire pers nooit ver weg: de academische persvrijheid wordt nogal eens ervaren als ongemakkelijk. Want wat als het studenten/universiteitsblad schade toebrengt aan het imago van de universiteit?
In mijn onderzoek naar de in 1971 opgerichte, onafhankelijke Universiteitskrant (UK) Groningen (ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de UK verschijnt in september 2021 het jubileumboek Heb je dat gelezen! 50 jaar Universiteitskrant Groningen) stuitte ik op een vergelijkbaar geluid: sommige hoogleraren en bestuurders vreesden dat in het nieuwe, opiniërende blad mondiale zaken als de Vietnamoorlog of andere gevoelige onderwerpen de boventoon gingen voeren. Het feit dat het nieuwe blad werd uitgegeven door een onafhankelijke stichting en een journalist als hoofdredacteur kreeg (volstrekt nieuw voor die tijd) sprak hen helemaal niet aan. Het leek deze heren verstandiger om de formule van het reeds bestaande personeelsblad – dat slechts enkele keren per jaar verscheen en werd uitgegeven door de afdeling Pers en Publiciteit – enigszins aan te passen. Dat voelde toch een stuk veiliger en beheersbaarder dan een onafhankelijk, opiniërend universiteitsblad.[2]
Gelukkig zijn er altijd studenten, hoogleraren en bestuurders die zich sterk maken voor onafhankelijke, vrije universitaire pers. De Groninger hoogleraar psychologie Jan Snijders (1910-1997) – vindingrijke bruggenbouwer en democraat in hart en nieren – was zo iemand.[3] Gedurende de jaren 1969 tot 1971 zette hij zich onvermoeibaar in voor de uitgave van een nieuw, onafhankelijk en opiniërend universiteitsblad. Wat Snijders voor ogen stond, was een universiteitsblad ‘van en voor de hele Groninger universitaire gemeenschap’. Niet een orgaan van het universiteitsbestuur, of de afdeling voorlichting, of een particulier groepje. Niet een orgaan van ‘de universiteit’ als instelling, maar van ‘de universitaire gemeenschap’. Iedereen die betrokken was bij de Groninger universiteit had recht om het blad te ontvangen en eraan mee te werken. Het leidde in september 1971 tot de oprichting van de UK, die nu, 50 jaar later, nog steeds fungeert als onafhankelijk nieuwsmedium voor academisch Groningen.
Snijders stond niet alleen in zijn streven. Hij werd onder meer gesteund door de voorzitter van het college van curatoren, Hendrik Jan Dijkhuis (1909-1972), die eveneens pal stond voor de uitgave van de nieuwe UK. Toen al vrij gauw na de oprichting vanwege bezuinigingen de vraag rees of zo’n universiteitsblad niet een ‘onbetaalbare luxe’ was en het niet beter was om een ‘rooie streep door deze post’ te halen, veegde Dijkhuis dit voorstel van tafel met de opmerking dat ‘een universiteitsblad tot de onmisbare facetten van een universiteit’ behoort.
Niet alleen in Groningen, maar ook in andere universiteitssteden werden in deze periode nieuwe, onafhankelijke en universiteitsbrede bladen opgericht. Veel van deze bladen zullen in de nabije toekomst jubileren; een goed moment om stil te staan bij de inzet en idealen van de oprichters van deze bladen. Koesteren we als academische gemeenschap de door hen gerealiseerde verworvenheden? En staan we als academische gemeenschap pal voor de academische persvrijheid?
Sommige universiteiten en hogescholen hebben de laatste jaren ‘hun’ blad (wederom) ondergebracht bij de afdeling communicatie, waarmee het onmiddellijk z’n functie als forum voor een kritische doorlichting van de universiteit verliest. Immers: ‘een voorlichter vraagt een bestuurder wat hij in de krant had willen hebben, een journalist bepaalt zelf wat er in de krant komt’.[4] Het zijn woorden die we ons als universiteit van de toekomst zeker ter harte moeten nemen.
Annelies Noordhof-Hoorn is historica. Zij verricht onderzoek naar universiteits- en wetenschapsgeschiedenis. Momenteel werkt zij aan een biografie van Nobelprijswinnaar en hoogleraar mathematische fysica Frits Zernike (1888-1966), een van de iconen van de Rijksuniversiteit Groningen.