Dossier Toegepaste Geschiedenis – Van manifesten naar manifesteren
Het pleidooi van Beatrice de Graaf, Lotte Jensen, Rina Knoeff en Catrien Santing voor toegepaste geschiedenis verscheen op een bijzonder relevant moment. Zoals Bert De Munck stelde, en zoals bleek uit een eigen studie voor het Journal of Applied History, was geschiedenis de afgelopen maanden enorm aanwezig in de berichtgeving over COVID-19. Vanuit het project Corvus, dat onderzoek doet naar de methodes en tools voor historische strategische consultancy, steunen we dan ook volop de oproep tot een ‘systematische doorontwikkeling van methodes en functionaliteiten van applied history’. Het huidige gebrek aan methodologische rigeur is voor Corvus immers het startpunt: zonder betrouwbare methode, geen betrouwbare toegepaste geschiedenis. Eerdere ontwikkelingen binnen publieksgeschiedenis en learning histories kunnen daarbij zeker helpen, maar er is meer nodig dan de huidige discussie suggereert.
Voorbij de wicked problems
Zo zal het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om voorbij de crisis te gaan – zowel de huidige als de volgende. Zoals in 2016 al bleek, komen historici vooral aan bod wanneer de gevestigde zekerheden wegvallen. Ook vlak na het Brexit-referendum en na de Amerikaanse verkiezingen vonden geschiedkundigen opeens veel gemakkelijker de weg naar media en overheid. Dat er nu meer aandacht is voor het verleden, heeft veel te maken met een gelijkaardig gevoel van onzekerheid na een onverwachte gebeurtenis. Maar dergelijke crises zijn van voorbijgaande aard en dwingen historici telkens in een reactieve rol.
Het zou daarom jammer zijn mochten toegepaste historici zich enkel ontwikkelen tot een soort alternatieve crisismanagers. Annelien de Dijn reflecteerde reeds over het verleden als een ‘bruikbaar verleden’, maar ook dan blijft het besef dat historici veel meer kunnen: historische expertise is nuttig in uitzonderlijke omstandigheden, maar evenzeer in ‘alledaagse’ kwesties. Het NRC-manifest stelt terecht dat historici bij uitstek geschikt zijn voor het behandelen van systemische vraagstukken, de zogenoemde wicked problems. Maar uit diverse samenwerkingsverbanden weten we intussen dat historici ook zonder crisis uitstekend advies kunnen verlenen. Zo adviseert Corvus elf maatschappelijke partners, die elk hun eigen verwachtingen hebben. Met sommige partners denken we inderdaad na over een alomvattend wicked problem, maar bij andere gaat het om de aanpak van veel kleinschaligere vraagstukken. Een te dominante systemische en geopolitieke focus binnen applied history dreigt deze bredere relevantie te verbergen, terwijl net daar de interessantste methodologische dilemma’s liggen.
Voorbij het eigen oordeel
Het adviseren in niet-systemische zaken vereist wel dat historici hun vertrouwd terrein verlaten. Zo viel op dat De Graaf, Jensen, Knoeff en Santing de discussie over toegepaste geschiedenis nu ‘in eigen kringen’ willen voeren. Hoewel dit intern debat absoluut wenselijk is, vooral omdat er momenteel sterk uiteenlopende definities van toegepaste geschiedenis bestaan, werkt ons project vanuit een tegengestelde redenering. Enkel in overleg met onze externe partners kunnen we bepalen welke historische inzichten precies relevant zijn. Als toegepaste geschiedenis dient om problemen op te lossen of te voorkomen, is het logisch dat de probleemstellers finaal oordelen over de waarde van het gegeven advies.
In die zin zijn de methodologische suggesties van de afgelopen weken een waardevol vertrekpunt voor debat, maar ligt het eindpunt daarvan toch buiten de greep van de betrokken historici. De meeste historici zullen niet in twijfel trekken dat onze beroepsgroep uitblinkt in het vinden van betekenisgeving, inzicht heeft in failure paths en alternatieve handelswijzen, langetermijndenken promoot, en het heden kan denaturaliseren en problematiseren. Maar op enkele uitzonderingen na, zijn het niet de collega’s die overtuigd moeten worden. Het zijn niet-historici in allerhande posities die zeker moeten zijn dat applied history voor hen een duidelijke meerwaarde heeft.
Voorbij de manifesten
De doorontwikkeling van methoden en functionaliteiten zou dus rekening moeten houden met die externe meningen, zeker wanneer toegepaste geschiedenis voorbij de systemische/geopolitieke focus wil geraken. Voor de aanpak van een wicked problem zijn de aangegeven sterktes vaak overtuigend genoeg – de complexiteit van dergelijke problemen sluit immers nauw aan bij die van historisch onderzoek. Moeilijker wordt het wanneer het gaat om een specifiek probleem binnen een specifieke organisatie die een specifiek strategisch advies vraagt. Dan kan het goed zijn dat, bijvoorbeeld, langetermijndenken of betekenisgeving niet bijdragen aan een oplossing, of dat er veel meer spanning is tussen wat een partner verwacht en wat de historicus kan bieden. Die methodologische knopen verder ontwarren, is een moeilijke maar waardevolle opgave voor toegepaste geschiedenis.
Daarmee ligt voor Corvus de uitdaging niet in het vinden van redenen waarom historici zouden kunnen of moeten bijdragen aan grote beleidskwesties, maar in het daadwerkelijk bieden van historisch geïnspireerd advies in allerhande soorten situaties. Het pleidooi voor meer maatschappelijke betrokkenheid werd al overtuigd gemaakt in de manifesten van vele historici, los van de blijvende meningsverschillen daarover. De geopolitieke of systemische adviesrol is voor historici bovendien geen nieuwe, zoals Harm Kaal en Jelle van Lottum aankaartten. Wat wel een alternatief succes zou zijn, is wanneer organisaties steeds meer toegepaste geschiedenis gaan aanwenden in hun dagelijkse werking, ook zonder voorafgaande crisis. Daarvoor is het echter noodzakelijk dat toegepaste historici zich op heel diverse terreinen gaan manifesteren, evenveel leren uit de praktijk als uit de discussie onder vakgenoten, en zich uiteindelijk durven onderwerpen aan het oordeel van niet-geschiedkundigen.
Bram De Ridder promoveerde in 2016 op een onderzoek over grensbeheer tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog. Sindsdien heeft hij zich toegelegd op toegepaste geschiedenis, waarbij hij momenteel werkt als coördinator van het methodologische project Corvus (KU Leuven en Rijksarchief in België, gesponsord door Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Strategisch Basisonderzoek).