Historici.nl





Gepubliceerd op 15-03-2023

Dossier Roofgoed – ‘Alhamdulillah’. Overpeinzingen over koloniale roofwaar en de mogelijkheid van terugkeer bij de boeddhistische Singosari tempel in Oost-Java

‘Gelo’ (teleurstellend, in Javaans) is een goede omschrijving van het gevoel dat je kan overvallen bij het zien van de dertiende-eeuwse boeddhistische tempel van Singosari nabij Malang in Oost-Java. Drie van de vier nissen die de tempel telt zijn leeg, precies daar waar drie reusachtige standbeelden – van de godheden Bharaiva, Ganesa, and Durga – zouden hebben moeten schitteren. Deze afwezigheid van de standbeelden duidt op structureel onrecht. Nicolaus Engelhard, gouverneur van Java’s noordoostkust, ter plaatse in 1804, koos ze zorgvuldig uit en om ze te vertonen, als blijk van verlicht-geleerde distinctie, op zijn landgoed De Vrijheid. Tien jaar later liet hij ze naar Nederland verschepen, als geschenk aan de nieuwe koning Willem I, tot de eer van het vaderland en die van de schenker. Na een lange reis langs verschillende instellingen, bereikten de standbeelden aan het begin van de twintigste eeuw het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden (tegenwoordig Museum van Wereldculturen). Daar zijn ze nog steeds te zien op de Indonesische afdeling, als religieus-kunstzinnige pronkwaar, en getuigend van een oude Hindoe-Boeddhistische samenleving op Oost-Java.

‘Roofkunst’?

De verschillende rollen en betekenissen die de standbeelden in de loop van de tijd kregen toegekend – van cultobject tot archeologisch voorwerp, van etnografica tot Aziatische Kunst, en nu, in het restitutiedebat, ‘roofkunst’ – laat de politiek en willekeur van kennisvorming en kennisdomeinafbakening zien. Studie van die veranderende waardering geeft inzicht in de morele economie, en de subjectiviteit van criteria die oudheden, ooit gemaakt voor religieus-politieke doeleinden, doen transformeren in studieobject voor archeologie, etnografie of ‘aziatische’ kunst met hoofdletter K. En, zoals verschillende onderzoekers van materiële cultuur, wetenschapsgeschiedenis, en erfgoedpolitiek eerder ook hebben betoogd, ze verhullen de structuren van epistemisch geweld, die inherent zijn aan de verzamel- en verhandelpraktijken die voorwerpen doen verplaatsen van een oude tempel op Java, naar musea en privécollecties elders in de wereld. Maar de vraag hoe en waarom zulke standbeelden op hun reis nieuwe betekenissen kregen, wat ze tot kunst maakte, en hoe ze verwerden tot museaal pronkstuk ‘hier’, is eigenlijk nauwelijks relevant voor het lot van de tempel ‘daar’, in Singosari. Duidelijk is dat de standbeelden ‘daar’ gestolen zijn, in een koloniaal-bestuurlijke context. Waar het ‘daar’ om gaat is de treurigmakende leegheid van Singosari’s nissen.

Candi Singosari, November 2022. Foto, Marieke Bloembergen

Lege nissen, vol betekenis

De leegheid van de nissen van Candi Singosari wordt des te meer ‘gelo’ wanneer we zien hoe in de vierde nis een – wel aanwezig – enorm stenen standbeeld van Siva (als Batara Guru) eerbied en offers krijgt van bezoekers van de tempel. Ook in de lege nissen zien we echter kleine offers (wierook met bloemen en rijst in bananenblad), een dagelijkse zorg van lokale spirituele (kebatinan) Javanen, of Balinese bezoekers. Ook al zijn ze niet ter plaatse, de beelden in Leiden dwingen dus nog steeds ontzag of respect af in Singosari. Verzorgers, bewakers en bezoekers missen de beelden. De mensen die op en rond de tempelsite werken kennen de namen. Voor hen representeren ze lokale geschiedenissen. Ze weten dat een van de drie, Bharaiva, een vergoddelijkte weergave moet zijn van koning Kertanagara, de laatste vorst van het Oostjavaanse Singosari-koninkrijk. En ze weten dat de drie verdwenen beelden zich sinds lang ophouden in een prestigieus museum in Nederland. Dit vernam ik op een regenachtige dag in november 2022, toen ik met studenten en geschiedenisdocenten van de Universiteit van Malang de tempel bezocht, en door de gesprekken die we daar met bewakers, bezoekers, en omwonenden voerden. De meesten van onze gesprekspartners bleken niet te weten dat de Indonesische regering de drie standbeelden had opgenomen op de lijst van terug te vorderen voorwerpen op een lijst, die zij 18 oktober 2022 als een officieel restitutieverzoek aan de Nederlandse regering stuurde. Dat rekest bereikte Den Haag wel, maar Singosari niet zo duidelijk, in elk geval niet op de manier waarop hierover in de Nederlandse media werd gediscussieerd, waarin voorstanders van restitutie spraken van een vorm van helen, of rechtzetten van historisch onrecht, en tegenstanders van een aanslag op verlichte wetenschap.

Offers in een van de Lege nissen van Candi Singosari, november 2022. Foto, Marieke Bloembergen

Dit alles laat zien hoe het debat over het dekoloniseren van musea, of over de restitutie van koloniale ‘roofkunst’, in Nederland en tussen erfgoedinstellingen en regeringen hier en daar, gedreven wordt door diplomatieke belangen, en geheel losgezongen is van het belangrijkste, de problematiek van erfgoedpolitiek in Indonesië, en hoe die vorm krijgt op lokaal niveau: hoe doen de voorwerpen die nu ter discussie staan ertoe, op de plek van oorsprong? Voor wie maakt het verschil als die voorwerpen terugkeren, voor wie niet, en waarom? En wat kunnen deze voorwerpen vertellen over lokale geschiedenissen, die de kaders van (post-)koloniale en nationale geschiedschrijving overstijgen? Zulke vragen illustreren waarom erfgoed niet is, maar gemaakt wordt, altijd politiek is, en het publieke geschiedverhaal dat wel of niet verteld wordt beïnvloedt, hier, en daar, en hoe het op verschillende plekken verschillend beleefd en toegeëigend wordt.

Het antwoord op die vragen is complex en niet eenduidig. Sommigen van onze gesprekspartners beschouwden het lot van de standbeelden als geheel de verantwoordelijkheid van de Indonesische regering. De standbeelden zouden bovendien veiliger zijn in het Nationaal Museum in Jakarta dan in de tempel van Singosari. Maar we kregen ook ‘alternatieve’ verhalen te horen. Verhalen die ontbreken in het grote narratief van (post-)koloniale geschiedenis, archeologie of Aziatische Kunst, en in het debat over roof en restitutie. Verhalen die laten zien hoe en voor wie de tempel ertoe doet ter plaatse, hoe de tempel telkens opnieuw ‘gemaakt’ wordt, voorzien van nieuwe betekenissen, daar. Heel specifiek, en tegelijkertijd van long durée, zijn de verhalen van de verzorgers van de tempel. Het gaat om een traditionele taak, doorgegeven van generatie op generatie, in koloniale en postkoloniale tijden, die ook toebedeeld wordt aan beheerders van andere te behouden plekken, of dat nu een tempel, vulkaan of graf is: de juru kunci.

Sleutelhouders

‘Gelo’, zo verwoordde Ibu (mevrouw) Siti Chotimah, de voormalige verzorgster (juru kunci, letterlijk sleutelhouder) van Candi Singosari, het toen ik haar vroeg wat de afwezigheid van de standbeelden voor haar betekende. Ibu Chotimah (geboren in 1957) komt uit een familie van juru kunci die, sinds ten minste vier generaties, deze in koloniale tijd beroofde en gerestaureerde Boeddhistische tempel verzorgen. Ze is moslim, gesluierd, en draagt een lange jurk. Ze zorgde als juru kunci voor de tempel in de jaren 1970 en 1980. In de laat-koloniale tijd vervulde Chotima’s grootmoeder Sri Latifah deze taak. Ze hield de tempel schoon, en zorgde voor de kleine offerandes. De neef van Ibu Chotima, Candra, was juru kunci in de jaren 1990-2000. Tegenwoordig werkt hij als historicus bij de universiteit van Malang. Het was Candra die mij voorstelde aan zijn tante.

Tijdens ons gesprek met Ibu Chotimah, over het werk en leven van de juru kunci bracht één reactie me even van mijn stuk. Ik weet nu waarom. Een betere plot voor deze bijdrage kon ik niet bedenken. We bespraken het officiële restitutieverzoek van de Indonesische regering, en ik wees haar erop dat de kans groot is dat de beelden terugkomen, althans naar Indonesië. Wat vond ze daarvan? Ze bleek hier nog niet over gehoord te hebben, maar begreep heel goed wat mijn vraag impliceerde. Haar reactie, die gepaard ging met een zucht van opluchting, kon niet duidelijker: ‘Alhamdulillah’.

Marieke Bloembergen is Hoogleraar Erfgoed- en postkoloniale studies in Indonesische Geschiedenis bij het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en senior onderzoeker aan  het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV).

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.