Dossier Regionale geschiedenis deel 2: De uitvinding van Limburg
Hoe zit dat nu precies met Nederlands Limburg?
Op 15 maart maakte Minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren bekend dat het Limburgs in het najaar officieel wordt erkend als regionale taal. Volgens Ollongren is taal onlosmakelijk verbonden met de eigen (regionale) identiteit. Hoe zit dat nu precies met Limburg? Zoals de Limburgers zelf zeggen: “Limburg ligt in het buitenland”. Het schurkt 139 kilometers tegen België en 212 kilometer tegen Duitsland aan. Het heeft meer grenzen gemeen met het buitenland dan met de rest van Nederland (113 kilometers). De Limburgers heten ‘zeer trots’ te zijn op hun provincie en wel op hun ‘eigen’ tradities en op hun ‘eigen’ dialecten.[1] Limburg is als provincie pas sinds 1839 onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden en vormde tot voor die tijd geen duidelijke eenheid. Hoe is dit buitengewone besef van eigenheid dan tot stand gekomen?
Uitvinding van de Limburgse volksaard
Limburgers ‘ontdekten’ in de negentiende en twintigste eeuw dat zij bepaalde dingen gemeenschappelijk hadden die anders waren dan de nationale norm. Volkskundigen zoals de jezuïet Van Ginneken ontwikkelden ideeën over een specifieke ‘Limburgse’ volksaard als culturele uitdrukking van een veronderstelde aparte etnische samenstelling van de bevolking. Regionale historici construeerden een gemeenschappelijk cultureel verleden van de regio, ondanks de territoriale fragmentatie daarvan in de periode voor het ontstaan van de provincie. Dialectologen, taalkundigen en geïnteresseerde leken zochten naar taalkundige verschijnselen die kenmerkend zouden zijn voor Limburg binnen zijn territoriale grenzen.
Van Ginneken schreef in 1913: “De Limburgers […] zijn de Italianen van ons land. […] Zij zijn lichthartiger en vroolijker, veel beweeglijker, veel veranderlijker, maar ook veel rijker van geest dan de Hollanders […] Zij zijn […] gewoonlijk veel scherpzinniger en geestiger dan hun Noordelijke taalbroeders […]”.[2] Zij zochten dus naar een verklaring waarom Limburgers anders zijn dan anderen in een veronderstelde unieke ‘Limburgse geschiedenis’ of een veronderstelde unieke ‘Limburgse identiteit’ vóór 1839.
De fictie van een Limburgse geschiedenis vóór 1839
Trotse Limburgers definiëren het veronderstelde unieke of eigene van hun provincie. Dit doen ze door te wijzen op herkenbaar sociale gewoonten en dagelijkse praktijken, het unieke landschap, het feit dat menigeen een Limburgs dialect spreekt of tradities zoals het vieren van carnaval. Deze identificaties beïnvloeden elkaar en bepalen in welke mate een regio samenhang vertoont en een eigen karakter heeft.
Identiteiten worden niet geërfd of doorgegeven via verwantschap, maar worden dus collectief geconstrueerd in sociale interactie, mediagebruik, en communicatie. Collectieve identiteiten zijn constructies waarin mensen geloven. Identiteit houdt altijd een contrasterende vergelijking in: het gaat over ‘wij’ en ‘zij’. Als dit contrast, in dagelijkse ervaringen en in subjectieve gevoelens, verbonden wordt met de regio waarin mensen wonen of waar ze vandaan komen, kan identiteit een ruimtelijk aspect krijgen.
De Rooms-Katholieke kerk als bemiddelaar
In de late negentiende en de twintigste eeuw komt de integratie van Limburg pas echt op gang als onderdeel van de nationale eenwording van Nederland (inclusief Limburg). Het is echter niet zo dat de inwoners in Limburg regelmatig met elkaar interageren. In de negentiende-eeuwse agrarische samenleving oriënteert het gros van de bevolking zich op de lokale omgeving, rondom de dagelijkse routine van het door de seizoenen bepaalde werk op de boerderij. Industrieën liggen verspreid in geïsoleerde plaatsen, gebaseerd op een lokaal arbeidsaanbod. Identiteiten zijn dan ook sterk lokaal gekleurd.
Eén instelling overstijgt lokale verschillen: de rooms-katholieke kerk. De geestelijkheid komt uit Limburg en werkt in parochies in het hele bisdom. Zij houdt bijeenkomsten en wisselt ervaringen uit in min of meer hetzelfde dialect. Er ontstaat een Rooms-Katholieke infrastructuur door heel Limburg: vakbonden, werkgeversverenigingen, boeren- en andere beroepsorganisaties, jeugdverenigingen, en vele andere. De geestelijkheid treedt zo op als ‘culturele bemiddelaars’ om de Limburgers een gevoel van verbondenheid en eigenheid bij te brengen. Bovendien roept zij ook op tot een gemeenschappelijke ideologische afweer, als katholieken en Limburgers, tegen de als bedreigend beschouwde moderniteit, zowel in denken als in levensstijl. De Limburgse identiteit baseert zich op het idee dat de Limburgse ‘tradities’ in de (religieuze) cultuur en folklore bedreigd worden ‘van buiten’, namelijk vooral uit ‘Holland’, lees de rest van Nederland.
Erkenning van erkenning: het Convenant over het Limburgs
De erkenning van de gesproken dialecten in Limburg onder de verzamelnaam Limburgs als officiële regionale taal onder het Europees Handvest voor Regionale Talen en Minderheidstalen in 1997 maakt de Limburgse provinciegrenzen tot taalgrenzen. De erkenning draagt bij aan de beleving dat het spreken van dialect de eigenheid van deze provincie uitdrukt in oppositie met de rest van Nederland. Na de erkenning door het Europees Handvest, stelde de Provincie een streektaalfunctionaris aan en richtte de Raod veur ’t Limburgs op, die samen met de oudste dialectvereniging, Veldeke (sinds 1926) de Provincie adviseren over het Limburgs. 15 maart 2019 zegt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties Kajsa Ollongren dat zij positief tegenover een Convenant voor het Limburgs staat. Met dit Convenant bevestigt de Nederlandse overheid nogmaals dat het Limburgs als officiële regionale taal onder het Europees Handvest erkend is. Door Nederlander te worden ontdekten de Limburgers dus tegelijk dat ze een eigen geschiedenis, taal en cultuur hebben die anders is dan elders in Nederland. Het besef van die taalculturele eigenheid is een cruciaal onderdeel van het construeren van een unieke lokale (lees Limburgse) identiteit.
Deze tekst is gebaseerd op Cornips, Leonie en Ad Knotter. 2016. De uitvinding van Limburg: de territorialisering van geschiedenis, taal en identiteit. Studies over de Sociaal-Economische Geschiedenis van Limburg/Jaarboek van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg LXI: 136-163.
[1] https://www.limburger.nl/cnt/dmf20190315_00096773/limburgs-wordt-volwaardige-streektaal
[2] Jacques van Ginneken, Handboek der Nederlandsche Taal I (Nijmegen 1913)170, geciteerd door Jos Perry, ”’t Nachtegaaltje zingt”. Regionalisme in Nederlands-Limburg 1900-1950’, in: Knotter (red.), Dit is Limburg!, 187-227, aldaar 198.