Dossier Historici en Musea. Een reflectie op de uitgangspunten van tentoonstellingskritiek
Deze bijdragen zijn in het dossier verschenen:
Hendrik Henrichs: De Bekoring van het Echte. Over het recenceren van historische tentoonstellingen.
Egge Knol: Reflectie op de Uitgangspunten van Tentoonstellingskritiek vanuit de Praktijk.
Susan Legêne: Ronde Tafeldiscussie Historische Tentoonstellingskritiek.
Anders dan in de literatuur, beeldende kunst en architectuur, is er in de geschiedwetenschap nauwelijks een ontwikkelde traditie van het recenseren van tentoonstellingen. Het lijkt in ons vak te ontbreken aan heldere, gemeenschappelijke uitgangspunten waarmee we tentoonstellingen bekijken en beoordelen. Er zijn uiteraard historici die soms over een tentoonstelling schrijven, maar dit gebeurt zelden in een wetenschappelijk historisch tijdschrift. Ook in het onderwijs in de geschiedenisopleidingen is relatief weinig aandacht voor wat er in historische musea gebeurt.
Is dit het gevolg van een kloof tussen de verschillende werkvelden waarin historici zich met geschiedenis bezighouden? Onderkennen historici aan universiteiten de historiografische betekenis van tentoonstellingen niet? Voelen zij aarzeling om als scherprechter over te komen? Hebben ze misschien te weinig kennis van de museale context om over een tentoonstelling een zinvolle en overtuigende discussie aan te gaan? Stellen, andersom, museale historici in hun tentoonstellingen ook expliciete vragen aan de historiografie, en welke antwoorden krijgen ze dan?
Deze vragen kwamen op toen wij – twee in musea geïnteresseerde historici – begonnen te schrijven en te doceren over historische tentoonstellingen, en we bleken niet de enigen te zijn. Tijdens de Historicidagen 2019 in Groningen organiseerden we een drukbezochte sessie over dit thema waarin we met vakgenoten van de universiteiten en uit de museumwereld van gedachten wisselden. Het doel was om in een paneldiscussie ervaringen, opvattingen en conventies rond tentoonstellingskritiek concreet te maken, uit te wisselen en daarop te reflecteren.
Tentoonstellingen reflecteren op hedendaagse contexten voor historisch besef en voeden actuele debatten over identiteit en in- en uitsluiting – misschien nadrukkelijker dan andere vormen van historische representatie. Hoe kijk je als historicus naar een historische of historiserende tentoonstelling? Wat zouden historici kunnen / moeten zeggen over historische tentoonstellingen, en voor wie is dat belangrijk? Waarin onderscheidt een historische tentoonstellingskritiek zich van besprekingen van andere populaire genres?
Een peiling onder het publiek van de sessie liet al zien dat de eerste ideeën sterk uiteenliepen. Onder de aanwezigen waren overigens opvallend veel conservatoren, die meer belangstelling van academisch historici voor hun werk zeer zouden toejuichen. Veel aanwezigen vonden dat een gesprek met de maker noodzakelijk is voor een goede bespreking van een tentoonstelling.
De bijdragen van de sprekers tijdens de sessie – Susan Legene, Egge Knol en Dorus Hoebink – vindt u in dit dossier. Egge Knol is conservator in het Groninger Museum. Susan Legene, hoogleraar politieke geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam en voordien hoofd museale zaken in het Tropenmuseum, heeft veel geschreven en gedoceerd over objecten, tentoonstellingen en de rol van historische musea, en is al langer fervent pleitbezorger van een serieuzere historische tentoonstellingskritiek. Cultuursocioloog Dorus Hoebink (Erasmus Universiteit Rotterdam en Willem de Kooning Academie) ontwikkelde een model om tentoonstellingen te analyseren.
Dit dossier is bedoeld om de gedachtewisseling over het wat, waarom en hoe van historische tentoonstellingskritiek zichtbaar te maken en voort te zetten. Opmerkingen, aanvullingen, nieuwe ideeën, criteria en methoden voor het analyseren van historische tentoonstellingen zijn zeer welkom!
Pieter de Bruijn (Open Universiteit Nederland) en Susan Hogervorst (Open Universiteit Nederland en Erasmus Universiteit Rotterdam).