Dossier Herdenken – Herdenken in tijden van crisis: Woorden en stiltes in twee Europese landen
Wie verdient het om te worden herinnerd, en hoe moet dat dan? Dat is een delicate vraag, vooral in de nasleep van periodes van geweld en conflict, of juist in tijden van polarisatie, zoals nu. Het is een vraag die vaak bij me opgekomen is de laatste jaren. Het is ook een vraag waar collega’s zich over hebben gebogen in het multi-perspectief Dossier Herdenken.
De collectieve herinnering
Zoals Vlaamse historicus Gie van den Berghe schreef, ‘collectieve herinnering en collectief geheugen, geschiedenis en geschiedsschrijving, zijn dynamisch, veranderlijk en subjectief’. Aan het begin van de twintigste eeuw postuleerde Maurice Halbwachs het bestaan van een ‘collectief geheugen’ in twee belangrijke boeken: Le cadres sociaux de la mémoire [1] en La mémoire collective [2]. La mémoire werd postuum gepubliceerd, dankzij de inspanningen van zijn dochter Jeanne Alexandre, geboren als Halbwachs, nadat haar vader in 1945 in het ‘kleine kamp’ Buchenwald was omgekomen. Hij was in 1943 samen met zijn zonen door de nazi’s gearresteerd vanwege hun activiteiten in het verzet. De geschiedenis van het concept ‘collectief geheugen’ is daarmee tamelijk nauw verweven met een deel van de geschiedenis die we vandaag de dag herdenken.
Oorspronkelijk kom ik uit Italië, maar inmiddels woon en werk ik al bijna 10 jaar in Nederland. Wat me opvalt is dat Italië en Nederland heel verschillend zijn, maar dat voor beide samenlevingen de Tweede Wereldoorlog formatief was, zoals Britse historicus Tony Judt analyseerde in zijn boek Postwar: A History of Europe since 1945 [3] – en nog steeds doorwerkt.
25 april als discursief mijnenveld
Italië ging de oorlog in als een fascistische dictatuur die geallieerd was met Hitler, Nederland werd in recordtijd binnengevallen en bezet. In beide landen waren er daders en slachtoffers, collaborateurs en omstanders. Tegenwoordig worstelen beide landen met de vraag hoe ze met die uiteenlopende herinneringen om moeten gaan, en deze naar de toekomst toe kunnen inzetten.
Italië viert op 25 april Bevrijdingsdag. Maar de discussie over de betekenis en de vorm van de herdenkingsevenementen die op 25 april plaatsvinden is niet nieuw – zoals historici Paolo Carusi en Marco De Nicolò hebben geïllustreerd in hun boek Il 25 aprile dopo il 25 aprile: istituzioni, politica cultura [4].
Ook nu staat in Italië de situatie op scherp. Op 25 april 2024 weigerde de Italiaanse premier het woord ‘antifascisme’ te noemen bij de viering van Bevrijdingsdag, en de dag eindigde met protesten en botsingen tussen demonstranten en de politie.
Italiaanse burgemeesters plaatsen een krans tijdens Bevrijdingsdag in Vicenza, Italië op 25 april 2022.
4 mei als frontlijn
In Nederland heeft iedereen zich zorgen gemaakt over wat er op 4 mei zou kunnen gebeuren. In zijn artikel ‘Two minutes of silence: Social technologies of public commemoration’[5], schreef sociale psycholoog Steven D. Brown dat stilte kan werken als ‘an opportunity for the collective to rediscover itself as such, to temporarily suspend disputes and become unified in common remembrance of loss’.
De Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) had aangekondigd dat er extra aandacht zou zijn voor incidenten of verstoringen tijdens de herdenking op 4 mei. Diezelfde avond sprak ik een lezing in Utrecht uit, over herdenken in tijden van crisis. De veiligheidsmaatregelen rond 4 mei zijn meteen al een illustratie van die nieuwe alertheid.
Maar uiteraard gaat het niet alleen over vorm, juist de inhoud van 4 mei is een betwist gebied geworden. In Nederland is de tekst van het Nationale Herdenking memorandum in de loop der tijd herhaaldelijk gewijzigd, zoals Ilse Raaijmakers analyseerde in haar boek De stilte en de storm: 4 en 5 mei sinds 1945 [6]. De laatste wijziging is in 2022, na de publicatie van Raaijmakers’ boek, ingevoerd. De tekst omvat nu ook ‘de koloniale oorlog in Indonesië’, gecontextualiseerd door Belgisch historicus David van Reybrouck in zijn meesterlijk Revolusi: Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld en geanalyseerd door veel Nederlandse historici, zoals Peter Romijn en Remco Raben, die in hun recente boek ervoor kozen om zich te concentreren op de stilte en propaganda rond die oorlog: Talen van geweld: Stilte, informatie en misleiding in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 [7].
Op 4 mei worden dus ook de Nederlandse en Indonesische slachtoffers die vielen tussen 1945 en 1949 herdacht. Maar uit de reacties in de media en op de socials blijkt dat die aanpassingen niet door iedereen worden gedragen.
Nationale dodenherdenking op de Dam in Amsterdam.
Dus hoe moet het dan?
Italië en Nederland, twee landen met een totaal tegenovergestelde oorlogsgeschiedenis. Maar voor allebei is die oorlog toch weer een front in de gepolariseerde situatie van het heden.
Als een historicus en een Europeaan tussen twee werelden, merk ik twee dingen op. Van de Nederlandse debatten neem ik mee dat we het debat over wie of wat er herdacht moeten worden open moeten voeren. Want het valt toch niet te onderdrukken.
Uit de Italiaanse debatten neem ik mee naar Nederland dat de herinnering aan oorlog specifiek en partijdig moet zijn. Het is al heel wat als we durven en kunnen benoemen wat er in onze eigen landen precies gebeurde. Wie er in onze eigen landen slachtoffer was, wie dader, wie zich tegen de misdaden verzette, en wie een omstander, of een beetje grijs was. Alleen zo blijft herdenken pijnlijk en moeilijk. En dat is juist goed.
Dr. Lorena De Vita is een Universitair Docent bij Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Als een voorvechter van het belang van bijdrage aan zowel academische als publieke debatten is haar werk zowel uitgelicht in academische publicaties, waaronder Cold War History en International Affairs, en populaire media, zoals Atlantisch Perspectief en The Washington Post.
Dit artikel is gebasseerd op de 4 mei-lezing van de auteur en kan hier gevonden worden.
Voetnoten
[1] Maurice Halbwachs, Le cadres sociaux de la mémoire (Paris: Librairie Félix Alcan, 1925).
[2] Maurice Halbwachs, La mémoire collective (Paris: Presses Universitaires de France, 1950).
[3] Tony Judt, Postwar: A History of Europe since 1945 (London: Pimlico, 2007).
[4] Paolo Carusi en Marco De Nicolò, Il 25 aprile dopo il 25 aprile: istituzioni, politica cultura (Romë: Viella, 2017).
[5] Steven D. Brown ‘Two minutes of silence: Social technologies of public commemoration’, Theory & Psychology 22:2 (2012), pp. 234-252.
[6] Ilse Raaijmakers, De stilte en de storm: 4 en 5 mei sinds 1945 (Amsterdam: University of Amsterdam Press, 2017).
[7] David van Reybrouck, Revolusi: Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld (Amsterdam: De Bezige Bij, 2022).
[8] Peter Romijn en Remco Raben, Talen van geweld: Stilte, informatie en misleiding in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2023).