Dossier Gender en Arbeid – Barbara en Francesca. Over sensuele en eervolle vrouwen
Het dossier Gender en Arbeid verdiept zich in genderverhoudingen op de zeventiende-eeuwse werkvloer. Dit dossier bestaat uit bijdragen van sprekers die tijdens de Nacht van de Geschiedenis op 30 oktober 2021 in het Rijksmuseum lezingen zullen geven bij diverse objecten op zaal. In dit dossier wordt een exclusief voorproefje gegeven van hun verhalen. Mocht u naar aanleiding van deze bijdragen vragen hebben voor de auteurs, bezoek dan vooral de Nacht van de Geschiedenis en ga met hen in gesprek.
Venetië en Firenze zijn twee kunststeden met elk hun eigen geschiedenis en karakter. In de zeventiende eeuw was Venetië een handelsrepubliek die op economisch vlak in vrije val was geraakt en enkel standhield dankzij haar export van luxegoederen, zoals glaswerk, meubelen en schilderkunst, alsook dankzij de nieuwe bron van inkomsten die zij vakkundig aanboorde: het massatoerisme. Woorden zoals lotto, casino en ridotto zijn Italiaans in oorsprong en kregen hun hedendaagse invulling in het Venetië van de zeventiende eeuw. Het zijn tevens zaken die de toerist veel geld kosten. Het was een bron van inkomsten. Firenze van zijn kant was van oudsher een stad van handelaars, boekhouders, bankiers en juristen. Nadat de Medici-familie na generaties van intriges, omkoperij, demagogie, intimidatie en moord was opgeklommen tot de troon en zich eerst hertogen en vervolgens groothertogen liet noemen, was Toscane een vorstendom onder autocratisch bestuur, dat in de zeventiende eeuw strompelde van de ene economische crisis naar de andere.
De elite van beide steden wist de prijs van kunst en cultuur op waarde te schatten. De Venetiaanse elite decoreerde haar paleizen, kerken en klooster in onderlinge rivaliteit ter meerdere eer en glorie van de eigen familie en van de stad. Te Firenze diende kunst de familie Medici. In beide gevallen ging het om een kunst van de macht, en toch is ook vandaag nog de Venetiaanse kunst goed te onderscheiden van de Florentijnse. De Florentijnen zagen zichzelf als het Athene aan de Arno, een florerende stadstaat waar kunst en wetenschap werd bedreven. Hun stijl in de schilderkunst was strak en cerebraal, de lijnvoering was zuiver en helder en de kleurvlakken afgemeten en duidelijk. De Venetianen hielden van kleur. Vele van de kleurstoffen die uit het Oosten kwamen, waren voor hen dan ook meer toegankelijk. Het maakte hun stijl expressiever en dramatischer. Hun volumineuze figuren, de felle kleuren, de dramatische lichtwerking en het opmerkelijk realisme dat heel duidelijk verwijst naar een wereld van het hier en het nu, contrasteerde met de idealistische stijl van de Florentijnen, die het primaat van lijn en vlak predikten.
Ook in de muziek is een dergelijk onderscheid te vinden. Daar wil ik op wijzen door twee vrouwelijke componisten met elkaar te vergelijken. De Venetiaanse Barbara Strozzi (1619-1677) groeide op in een milieu van kunstenaars-intellectuelen in de volkswijk Cannaregio. Haar vader, Giulio, was er een bekend figuur in het literaire wereldje. Hij was een dichter en librettist die onder meer opera’s maakte met Claudio Monteverdi en Francesco Cavalli. Die laatste werd Barbara’s muziekleraar. De Florentijnse Francesca Caccini (1587-1641) had ook een vader die Giulio heette en als componist en zangpedagoog heel erg bekend was in het intellectuele wereldje van Firenze. Zij werd opgeleid door haar vader en kwam meteen terecht in de omgeving van het hof van de familie Medici.
Over Barbara werd gezegd dat ze heel knap was. Tussen haar achttiende en haar twintigste was ze de gastvrouw op de literaire avonden van haar vader. Ze zong en reciteerde poëzie, en de aanwezige dichters wilden weleens een vers neerkrabbelen over de schoonheid en het talent van de jonge Barbara. Ze werd er als muze vereerd en tot in de jaren 1660, toen zij in de veertig was, treffen we verwijzingen aan naar haar schoonheid. Dit was niet het geval voor Francesca. Florentijnse hovelingen beschrijven haar als uitzonderlijk getalenteerd, maar niet heel aantrekkelijk. Nooit werd zij geprezen omwille van haar schoonheid. Men noemde haar ook la piccola Francesca met de implicatie dat ze klein van gestalte was. Het lot van beide vrouwen zou dan ook totaal anders zijn en hun gepercipieerde schoonheid is meer dan een anekdote.
Barbara Strozzi groeide op in een tanende handelsrepubliek met een groeiende ‘event sector’. Net als haar vader werkte zij als zelfstandig ondernemer. Zij componeerde ongeveer tachtig werken van het type cantate: stukken die tien tot vijftien minuten duurden met een afwisseling van lyrische en declamerende passages. In totaal publiceerde ze tussen 1644 en 1664 acht bundels met hoofdzakelijk seculiere gezangen voor solostem en begeleiding. De teksten waren meestal afkomstig van dichters uit haar omgeving en hebben één enkel onderwerp gemeen: liefde. Het betreft hier vooral de zintuiglijke liefde: liefde als spel, als plezier, maar ook als bron van verdriet. De teksten zijn bitterzoet, maar prijzen altijd de moraal van het hier en het nu. Pathetiek of sentimentaliteit wordt afgestraft en nuchterheid en plezier bejubeld. Barbara Strozzi werkte in het Venetië van haar tijd als courtisane, een vrouw van talenten die rijke heren sensualiteit verkocht. Seks was daarbij niet de essentie. Dat is de taak van een prostituee. De taak van een courtisane is het smaakvol en vakkundig masseren van het al bij al fragiele mannelijke ego in het aangename kader van kunst, poëzie en muziek. Dat maakt Barbara Strozzi tot een echte Venetiaanse.
Francesca Caccini had andere talenten. Zij was geen ondernemer, maar een hofkunstenares die tussen 1607 en 1627 werkte voor de familie Medici. Net als Barbara was zij een vrouw van de wereld, maar haar reputatie was een heel andere. Zij was eervol, deugdzaam en verstandig. Op die manier bewees ze haar nut voor Cristina di Lorena, een kleindochter van Catharina de Medici die na haar huwelijk met Ferdinando I de Medici in 1589 groothertogin van Toscane werd. Toen Ferdinando in 1609 overleed, werd hij opgevolgd door hun zoon, Cosimo II, die over een slechte gezondheid beschikte en niet in staat was te regeren. Tot aan zijn dood in 1621 trad Cristina op als regent. Na de dood van haar zoon bleek haar kleinzoon nog te jong om te regeren. Samen met haar schoondochter, Magdalena van Oostenrijk, regeerde Cristina tot de meerderjarigheid van Ferdinando II over de staat Toscane. Zij bevorderde de carrière van Francesca, net als die van zovele andere getalenteerde vrouwen aan het hof, zoals de schilder Artemisia Gentileschi, omdat zij vorm gaven aan de legitimiteit van vrouwelijke heersers. De fresco’s in de audiëntiekamer van de Florentijnse Villa Imperiale tonen enkel vrouwelijke heersers en heiligen. Aan de politieke boodschap kon men niet ontsnappen, namelijk dat vrouwen even bekwame heersers waren als mannen. Dat is waarom Francesca zo nuttig was voor Cristina. Zij werd de muzikale stem van vrouwelijke autoriteit en toonde daarin vooral waardigheid, deugdzaamheid en intellect.
Barbara en Francesca waren twee uiterst getalenteerde en intelligente vrouwen wiens kunstenaarschap uniek is aan de cultuur waarin ze zich manifesteerden. Hun uiterlijk, hun reputatie, hun levensloop en hun carrière waren zo uiteenlopend als hun muziek, en hun kunst was onvermijdelijk een weerspiegeling van de twee kunststeden waarin ze geboren werden: Venetië en Firenze.
David Vergauwen studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis en musicologie aan de universiteiten van Gent en Brussel en behaalde het doctoraat in de geschiedenis. Hij is docent kunstgeschiedenis bij Amarant en werkt als onderzoeker aan de AP Hogeschool in Antwerpen.