Historici.nl





Gepubliceerd op 30-03-2021

Dossier Ecogeschiedenis – Techniek als ingang voor milieugeschiedenis

Milieugeschiedenis is aan een opmars bezig binnen de geschiedwetenschap. De discipline houdt zich bezig met de relatie tussen mens en natuur in historische context. Met een lange geschiedenis van overstromingen heeft deze verhouding een centrale rol in Nederland, net als de infrastructuur die ertegen beschermt. Het is daarom niet verwonderlijk dat techniekgeschiedenis een gevestigd onderzoeksveld is in Nederland, bijvoorbeeld aan de technische universiteit van Eindhoven. Aandacht voor techniek in een nadrukkelijk sociaal- en cultuurhistorisch perspectief kan bovendien een vruchtbare ingang zijn voor historische vragen over de interactie tussen de mens en haar natuurlijke omgeving, zowel in Nederland als de Nederlandse koloniën. Een voorbeeld is de carrière en het leven van Cornelis Lely.

1. Techniek bemiddelt tussen mens en natuur

Met de klimaatcrisis wordt de watergeschiedenis van Nederland steeds relevanter, en daarmee ook die van de eindeloze hoeveelheid dammen, dijken, sloten, kanalen, sluizen, bruggen en gemalen. Het klassieke, uitgestrekte groene polderland wordt mogelijk gemaakt door techniek en kan daarom uitgelegd worden als wat de Amerikaanse techniekhistorica Sara Pritchard heeft geduid als een enviro-technical landscape, een product van menselijk handelen, maar evengoed van de elementen die er al waren.

Cornelis Lely geldt nog altijd als de personificatie van vindingrijk, rationeel en visionair ingenieurschap. Hij is de geestelijk vader van de Zuiderzeewerken, waarvan de Afsluitdijk, de Wieringermeerpolder en de geheel kunstmatige provincie Flevoland deel uitmaken. De constructie duurde van 1922 tot 1972 en zorgde voor veiligheid, landbouwgrond, en veel werkgelegenheid. Tienduizenden handen waren nodig om klei, zand, en basalt te verplaatsen, maar ook het land te ontginnen dat onder het zeewater vandaan kwam. Het project zorgde ook voor ingrijpende en onomkeerbare veranderingen in het ecosysteem. Het elimineren van de getijden en de verandering van zout naar zoet water betekenden het einde van de eeuwenlange visserijcultuur rondom wat nu het IJsselmeer heet.

Het oorspronkelijke ‘Plan Lely’ voor de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee, uitgegeven in 1924, kort voor de aanleg van de Wieringermeer en de Afsluitdijk begon. De precieze loop van de Afsluitdijk zou nog veranderen en de Markermeer, de Zuid-Westelijke polder, werd uiteindelijk nooit drooggelegd. Verder is het plan in grote lijnen hetzelfde gebleven.

2. Techniek is altijd politiek geladen

Techniek is niet alleen functioneel, maar heeft ook culturele en politieke betekenis. Civiele techniek en publieke werken worden vaak gepresenteerd als praktische oplossingen voor praktische problemen. Meer auto’s? Meer snelweg. Hoger water? Hogere dijken. Maar wat wordt erkend als probleem, wordt bepaald door de belangen van mensen in invloedrijke posities. Een belangrijke vraag is daarom: voor wie is iets een probleem, en wiens problemen worden over het hoofd gezien? Historici als Tim Soens hebben aangetoond dat mensen met meer middelen zich in vroegmodern Nederland konden beschermen tegen overstromingen, terwijl mensen die toch al kwetsbaar waren bovenmatig te lijden hadden onder natuurrampen. De Amerikaanse rampenhistoricus Scott Knowles benadrukt niet voor niets dat armoede daarom een ramp in slow motion is. Een natuurramp is geen ramp voor vermogenden die toegang hebben tot de techniek en de middelen om zich ertegen te beschermen.

Technologie biedt dus geen gelijke oplossingen voor gelijke problemen. De Zuiderzeewerken werden gebouwd om het ‘nationale belang’ van Nederland als moderne natie te dienen. Maar voor wie er in deze moderne toekomst plek was, sprak geenszins voor zich. De vissersgemeenschappen van de Zuiderzeegemeenschappen als Enkhuizen, Urk, en Marken waren onderdeel van het verleden en werden geacht hun bestaan op te offeren op het altaar van de moderniteit. Ze moesten plaatsmaken voor efficiënte en gemechaniseerde landbouw. Wie de nieuwe boerderijen en steden op wat eerst nog zeebodem was zou gaan bevolken, werd gecontroleerd tot op een eugenetisch niveau. In de toekomst was geen plek voor mensen met een handicap, oude mensen, of vrouwen alleen. 

3. Techniek heeft een koloniale geschiedenis 

Ingenieurs als Lely namen dit onstuitbare vooruitgangsideaal van toenemende controle over de natuur door menselijk vernuft mee naar de Nederlandse koloniën. Lely was gouverneur van Suriname tussen 1902 en 1905, waar hij aandrong op de bouw van een spoorlijn tussen Paramaribo en de vermeende goudvelden in het binnenland. Deze Lawa-spoorlijn was niet alleen bedoeld om de goudindustrie te moderniseren. Ze was ook een middel om de lokale bevolking te ‘ontwikkelen’ tot wat door de Nederlanders werd gezien als ‘beschaafd’. Transport over land in plaats van de gevaarlijke rivieren zou daaraan bijdragen. Een economisch welvarende kolonie zou bovendien zorgen voor aanzien ten opzichte van de andere grote Europese imperiums. Investeren in een spoorweg was volgens de initiatiefnemers niets minder dan een morele plicht aan de Nederlandse natiestaat.

Erepoort in Paramaribo, gebouwd ter gelegenheid van de opening van de Lawa-spoorlijn in 1905. Op de poort staat de tekst ‘Leve de Koningin’ en de namen van Jhr. Reigersberg Versluys (directeur van de Koloniale Spoorwegen) en Cornelis Lely (Gouverneur van Suriname).

Al snel werd de spoorlijn een symbool. Dat bleef zo nadat bleek dat een volwaardige spoorlijn onbetaalbaar en onnodig was. De constructie werd gestaakt, en de bestaande delen raakten in rap tempo overwoekerd door het regenwoud en in verval. Die symboliek ontging ook voormalig gouverneur Gerard Johan Staal niet, toen hij al in 1927 in zijn memoires de spoorlijn beschreef als een ‘ontnuchterende nawee van een toekomstdroom verworven voor acht miljoen gulden bouwkosten’. [1] Historisch onderzoek naar de spoorlijn kan vragen beantwoorden over de exploitatie van grondstoffen, en in het verlengde daarvan over de machtsverhoudingen die erdoor in stand werden gehouden.

Techniek is volgens Duitse techniekhistoricus Dirk van der Laak een Trojaans paard, omdat de gelaagde betekenis ervan ver voorbij de praktische toepassingen rijkt. Onderzoek naar techniek en infrastructuur als sociaal- en cultuurhistorisch product, hoe het tot stand kwam, en wie erdoor beïnvloed werd, kan belangrijke verbanden leggen tussen de geschiedenis van de natuurlijke omgeving en die van machtsverhoudingen.

[1] Gerard Johan Staal, Nederlandsch Guyana. Een Kort Begrip van Suriname (Amsterdam: Uitgeversvennootschap Groot Nederland, 1927), p. 92.

Leonoor Zuiderveen Borgesius is milieuhistoricus en promoveert aan de Universiteit Oslo. Haar proefschrift gaat over de principes en ideeën over kennis, machtsuitoefening en tijd in de praktijken van Nederlandse civiel ingenieurs in Nederland en Suriname in de late negentiende en vroege twintigste eeuw.  

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.