Historici.nl





Gepubliceerd op 08-06-2022

Dossier 1572 – Sancties tegen ‘piraten, zee-roovers, ledigh-gangers, [en] quaet-geboefte’.

Op 12 mei 1572 werd in Gelre en Zutphen een plakkaat verspreid wat kort wat daarvoor in Brussel was opgesteld. Het werd de inwoners van het gebied verboden te interacteren met – wat in de tekst werd omschreven als ‘verscheyden piraten, zee-roovers, ledigh-gangers, quaet-geboefte, wederspennige, voortvlugtige ende gebannen’. Deze aanwijzingen sloegen op de watergeuzen die Den Briel (1 april) hadden ingenomen en op de inwoners van Vlissingen (6 april) die openlijk in verzet kwamen.

Vroegmoderne regelgeving: plakkaten afgekondigd in Gelre en Zutphen
De regering in Brussel stelde voornoemd plakkaat op waarin zij reageerde op de situatie. Een plakkaat was een ‘open brief’ (afgeleid van het Frans: lettres de sceau plaqué) van 30 x 40 centimeter, regelmatig voorzien van een officieel zegel. Deze was gericht aan één of meerdere ambtsdragers en werd bij publicatie op goed zichtbare plaatsen aangeplakt. De wijze waarop het gepubliceerd werd (het plakkaat is het medium) staat los van de inhoud (een ordonnantie, edict, instructie, order, statuut, etc.). Zo werd Nederlands’ bekendste Akte (van Verlatinghe) via een plakkaat bekend gemaakt. Plakkaten waren dus door een overheidsinstantie uitgevaardigde regels, waar iedereen weet van diende te hebben.

In deze bijdrage bekijken we aan de hand van de op dat moment gepubliceerde plakkaten hoe er vanuit het bestuur van Gelre en Zutphen gereageerd werd op de ontwikkelingen die plaatsvonden aan de Hollandse en Zeeuwse kust. Het is daarbij goed te weten dat het bestuur van het gewest Gelre en het graafschap Zutphen vanaf begin 1572 in handen was van stadhouder (plaatsvervanger van de Spaanse landsheer Philip II) Gilles van Berlaymont, heer van Hierges. Gelre en Zutphen stonden dus op dat moment ‘aan de Spaanse kant’. De plakkaten die we gebruiken in deze bijdrage staan afgedrukt in het Groot Gelders Plakkaatboek deel 1.

Sancties tegen de kustgewesten
In het Groot Gelders Plakkaatboek zijn elf teksten opgenomen die oorspronkelijk in 1572 gepubliceerd zijn: één gepubliceerd in januari, de tien overige teksten zijn vanaf mei gepubliceerd. Deze plakkaten reageerden op drie belangrijke gebeurtenissen in dat jaar.

De eerste gebeurtenis betreft de inname van Den Briel en Vlissingen door de watergeuzen. Na moeite met de bevoorrading in Engelse havens, namen de watergeuzen Den Briel in op 1 april 1572. Het eerste plakkaat is een reactie op die gebeurtenis.

Het tweede en derde plakkaat hebben betrekking tot de tweede invasie van Willem van Oranje. Hij wilde de aanval vanaf het water door de watergeuzen combineren met drie invasies op het land, om het Spaanse gezag van twee kanten onder druk te zetten. Een leger onder de zwager van Oranje: Willem van den Bergh, deed een aanval op Zutphen en andere Gelderse steden. Middels twee plakkaten werd er op deze invasie gereageerd.

De laatste context is de Eerste Vrije Statenvergadering in Dordrecht op 19 juli 1572. Na de inname van Den Briel kozen veel steden in Holland en Zeeland de kant van de opstandelingen. Naar aanleiding hiervan liet de nieuwe stadhouder Bossu een spoedvergadering organiseren in het nog koningsgezinde Den Haag. Willem van Oranje liet een alternatieve vergadering organiseren in Dordrecht met afgevaardigden van alle opstandige steden.

Over handel, buskruit en wijn
Hoe reageerde de Spaans-Habsburgse overheid in Gelderland vervolgens op die opstandige steden in Holland en Zeeland? Toen Den Briel en Vlissingen zich achter de Opstand hadden geschaard, werd na een maand een plakkaat afgekondigd waarmee het verboden werd om met die steden te ‘hanteren, verkeren, communiceeren, [en] handelen’. De hertog van Alva verbood daarnaast nog expliciet om Den Briel en Vlissingen te helpen – of zelfs maar van proviand te voorzien – zolang het ‘quaat geboefte’ daar nog niet verjaagd was. Hoewel in dat plakkaat de verwachting nog lijkt te zijn dat de steden wel snel weer bedwongen zouden zijn, gebeurde zoals we nu weten het tegendeel. In de loop van 1572 moesten dan ook weer nieuwe plakkaten worden uitgevaardigd om de voortwoekerende strijd tegen de rebellen verder uit te breiden en te bestendigen: in november bijvoorbeeld, door aan te kondigen dat ook handelaren uit Münster, Keulen en Kleef niet meer met de opstandige gebieden mochten handelen. Later dat jaar zijn niet alleen Den Briel en Vlissingen doelwit van de plakkaten, maar wordt alle handel en contact met heel Holland, Zeeland en Friesland verboden. Bovendien wordt in november afgekondigd dat ‘verscheide koopluyden, oisterlingen en andere uytlenders ende vreemdelingen mitse voorschreven rebellen en wederspenninge in onse landen van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt gaen verkeeren, tracteeren handelen ende negotieren, koopende van deselve’.

Om die al lang verboden praktijken de kop in te drukken worden de eerdere plakkaten nog eens kort herhaald, met de toevoeging dat ‘niemant ignorantie [onwetendheid] en soude moegen pretenderen’. Zo’n ‘renovatie’ van een plakkaat kwam vaker voor: het moest het publiek scherp houden en bovendien voorkomen dat iemand na betrapt te zijn zou kunnen claimen niet van een regel op de hoogte te zijn. Dat het conflict escaleerde, werd duidelijk in juni 1572, toen het verboden werd om bij de opstandelingen in militaire dienst te gaan. Daar werd direct een pardon aan gekoppeld: wie op tijd uit dienst trad, werd niet vervolgd. Ook door het confisqueren van de eigendommen van de opstandelingenleiders hoopte het bestuur rond Alva de rebellen financieel de wind uit de zeilen te nemen. In een plakkaat van 7 november 1572 werd het zelfs expliciet verboden om wijn uit de opstandige stad Dordrecht te kopen, omdat Willem van Oranje met de verkoopopbrengsten zou worden gefinancierd. Dat in die stad de Vrije Statenvergadering sinds juli plaatsvond zal daar ongetwijfeld aan hebben bijgedragen.

Via regelgeving werd dus op de actuele situatie gereageerd, maar er werden ook preventieve maatregelen genomen. Toen Doesburg en Zutphen door het opstandelingenleger van graaf Willem van den Bergh werden ingenomen moesten bijvoorbeeld alle gevluchte Arnhemse ingezetenen terugkeren naar hun stad om de verdediging op orde te brengen. In augustus werd bovendien de Spaanse oorlogseconomie via regelgeving gestimuleerd: terwijl in 1566 het maken van salpeter en buskruit nog via plakkaten was beperkt, werd de productie nu juist vrijgegeven om de Spaanse legers van voldoende munitie te voorzien. Tegelijkertijd werden er plakkaten aangenomen als vervolg op eerdere regelgeving: soms omdat de afgekondigde regels niet afdoende werden opgevolgd en soms juist omdat de veranderde situatie nieuwe regelgeving vereiste. In het turbulente jaar 1572 was dat hard nodig. Via plakkaten werd dus een belangrijk deel van de strijd tussen het Habsburgse gezag en de opstandelingen vormgegeven. Over hoe plakkaten het publiek moesten overtuigen, disciplineren én beïnvloeden gaat de volgende bijdrage uit dit tweeluik.

Dr. Annemieke Romein is postdoctoraal onderzoeker aan het Huygens Instituut waar zij werkt aan haar NWO Veni-project ‘A Game of Thrones?!’. Zij is een expert op het gebied van vroegmoderne politiek-institutionele en rechtsgeschiedenis in vergelijkend perspectief.

Rob Bes studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en loopt in 2022 stage bij het Huygens Instituut. Hij is vooral geïnteresseerd in de politieke cultuur van de Republiek tijdens de zeventiende eeuw, maar heeft een brede belangstelling.

Joost Oosterhuis studeert geschiedenis aan de universiteit van Amsterdam. Zijn interesses gaan uit naar politieke, diplomatieke en militaire ontwikkelingen in de vroegmoderne periode.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.