Dossier 1572 – Oorlog in het oosten. Deel I
In het voorjaar van 1572 pakten donkere wolken zich samen boven de Nederlanden. Er werd gevreesd dat Willem van Oranje, evenals vier jaar eerder, een inval zou wagen om de hertog van Alva en zijn bestuur te verjagen. De landvoogd en Oranje richtten hun blik daarbij voornamelijk op het zuiden: op het rijke Brabant, waar het regeringscentrum zetelde, en op de grens met Frankrijk, van waaruit Oranje militaire steun verwachtte. Onverwacht kwam het eerste succes in Holland, met de inname van Den Briel door de watergeuzen op 1 april. Ongepland, maar voor Oranje niet ongewenst, werd hier een tweede front geopend; een zijtoneel, want de grote strijd zou moeten plaatsvinden in het zuiden, waar Lodewijk van Nassau en zijn Franse bondgenoten een maand later inderdaad binnenvielen en Valenciennes en Bergen (Mons) veroverden. In augustus viel Oranje dan zelf binnen, uit het oosten, om via Roermond en Mechelen door te stoten naar de troepen van zijn broer Lodewijk. Maar er was meer gerommel aan de oostgrens. Noordelijker, ter hoogte van de huidige Achterhoek, opende graaf Willem IV van den Bergh, zwager van Oranje, een ander front, gericht op de verovering van met name de IJsselsteden. Was de overheid ter plaatse voldoende voorbereid en waren de Geldersen geneigd in opstand te komen?
Alva had het kunnen weten. In 1568 had de graaf van den Bergh al tevergeefs een inval gedaan in zijn op last van de landvoogd geconfisqueerde gebieden, een scenario dat zich twee jaar later herhaalde. Sinds die tijd gonsde het van de geruchten van troepenwervingen in de aangrenzende Duitse gebieden. In de eerste maanden van 1572 zwollen de geruchten aan: troepen trokken zich samen in Anholt, er werd geworven rond Wesel, bij Lobith zouden de geuzen zijn binnengevallen et cetera. Het waren spannende tijden voor de inwoners van de grensstreken.
Onmacht
In het kader van dit herdenkingsjaar is nieuw onderzoek gedaan naar wat zich in het jaar 1572 precies afspeelde in Gelre. De resultaten tonen het beeld van een gewest dat gewaarschuwd was, maar onvoldoende voorbereid. Spil van het bestuur van Gelderland was het Hof van Gelre, de in Arnhem gevestigde regeringsraad die toezicht hield op bestuur en rechtspraak, en die de contacten onderhield met Alva. Daarnaast stuurde het Hof de lokale ambtenaren aan en won het informatie in over de lokale situatie. Dankzij de rijkelijk overgeleverde briefwisseling van deze instelling weten we veel over de gang van zaken in Gelderland. Ze geeft een beeld van een gewestelijke overheid die de situatie nauwlettend volgde, maar vanachter de Arnhemse stadsmuren niet veel meer kon doen dan vermanende dan wel bemoedigende brieven schrijven.
In het voorjaar van 1572 kampte het Hof met allerlei problemen, waarvan twee zeer urgent waren: de stadhouder was in januari plotsklaps overleden en een opvolger kwam pas vier maanden later. Allerlei zaken moesten nu direct met Alva worden afgestemd en dat kostte tijd. Minstens even prangend was het tekort aan geld en troepen.
Slechts weinig Gelderse steden beschikten over een garnizoen. Doorgaans omdat ze dat niet wilden, want de overlast die een Spaans garnizoen gaf, was in de Nederlanden algemeen bekend. Maar zelfs wanneer er wel om troepen werd gevraagd, kon de overheid niet of nauwelijks leveren. Zo kreeg de pandheer van het vestingstadje Bredevoort, toen de geuzen praktisch voor de poorten stonden, maar de helft van de gevraagde honderd soldaten, zonder uitzicht op compensatie van regeringswege.
De pandheer klaagde al jaren over slechte staat van de vestingwerken van zijn stadje, maar hij stuitte in Arnhem op een bureaucratische muur. En Bredevoort was zeker niet de enige vesting die niet in optimale staat van verdediging verkeerde. In Harderwijk was het plaatselijke geschut na het tumultueus verlopen Beeldenstormjaar door de overheid achter slot en grendel geplaatst, maar Alva was zelfs met de geuzen in aantocht niet geneigd het stadsbestuur ter verdediging te laten beschikken over de eigen kanonnen of een schutterij. Wel stuurde hij een medewerker naar Arnhem om de daar aanwezige artillerie te laten inspecteren en de stukken die op schepen zouden kunnen worden gemonteerd richting Holland te sturen om in te zetten tegen de watergeuzen. Het antwoord van het Hof was vriendelijk maar beslist: Alva’s ambtenaar kreeg een inventaris van het geschut mee en meer niet. Arnhem was inmiddels een bedreigde grensplaats geworden.
Inval
Op 25 mei werden de bange verwachtingen bewaarheid: een klein geuzenleger voer bij Bronkhorst over de IJssel Gelders gebied binnen. Een broeierige zomer volgde. De graaf van den Bergh arriveerde op 10 juni met zo’n 3000 soldaten in Zutphen, dat hem zonder veel moeite in handen viel. In hoeverre hij hulp van binnenuit kreeg is nooit geheel opgehelderd, maar zeer waarschijnlijk. Met de strategisch gelegen hoofdstad van de Graafschap in handen, richtte hij zijn troepen op de kleinere steden en vestingen. Onder meer Doetinchem, Lochem en Doesburg moesten de poorten voor hem openen. Zonder garnizoenen konden ze niet veel tegen de geuzenlegers beginnen. De te elfder ure door Doesburg gevraagde versterking arriveerde te laat. Ook vestingen als Bredevoort waren geen partij voor de graaf van den Bergh, al is er om plaatsen als ’s-Heerenberg – het grafelijk stamslot – nog verwoed gevochten.
Tekst gaat verder onder afbeelding
De sfeer van verhoogde paraatheid en gespannen afwachten sloeg al snel om in een toenemende paniek: hoe ver zouden de opstandige troepen in Gelre door weten te dringen? Moest het Hof Arnhem ontvluchten? Liepen de omliggende gewesten gevaar? En wat zou Oranje, die zich nog steeds in Duitsland ophield, gaan doen? Allemaal zaken die in de koortsachtige correspondentie tussen stadhouder en Hof voorbij kwamen. En Alva? Die was zeker op de hoogte, maar slechts matig geïnteresseerd. Zijn ogen waren gericht op de Nederlandse kerngewesten; dáár speelde de echte strijd zich af, de oorlog in de periferie was vooralsnog bijzaak.
Maarten Gubbels werkt bij de Universiteitsbibliotheek van de Radboud Universiteit. Daarnaast doet hij onderzoek naar de zestiende-eeuwse Gelderse geschiedenis en is hij als redacteur betrokken bij verschillende publicaties, waaronder het Verhaal van Gelderland, de nieuwe provinciegeschiedenis van Gelderland, die in het najaar van 2022 verschijnt.
Literatuur
- Raymond Fagel en Judith Pollmann, 1572. Burgeroorlog in de Nederlanden (Amsterdam 2022).
- Jaarboek Achterhoek & Liemers 45, 1572; de geboorte van Nederland (2021).
- Marianne Kasteel en Johan Visser, Gelre 1572. Op weg naar 2022: herdenken en vieren (rapportage Erfgoed Gelderland; Arnhem 2021). Eind 2022 verschijnt van dezelfde auteurs een wetenschappelijk artikel over dit thema in Bijdragen en Mededelingen Gelre – Historisch Jaarboek voor Gelderland.
- Jos Schatorjé, ‘Wittenhorst versus Oranje. Johan II van Wittenhorst, heer van Horst, en de verdediging van Venlo tegen Willem, prins van Oranje (1572)’, in: P.A.M. Geurts e.a. (red.), Horster Historiën 2. Van heren en gemeenteambtenaren (1988) 117-144.
- De briefwisseling van het Hof van Gelre is digitaal beschikbaar via de website van het Gelders Archief en nader ontsloten door middel van regesten. 0124, Archief van het Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 642 en volgende.