Historici.nl





Gepubliceerd op 17-09-2019

Diversiteit in de regio: een zoektocht naar een meerstemmige lokale geschiedschrijving

Kolonialisme associëren mensen niet vaak met Noord-Brabant. Desalniettemin stond de provincie wel degelijk in verbinding met de koloniën. Een aantal initiatieven, zoals de Keti Koti-dialoogtafels in Tilburg en het onderzoek dat in de hele provincie gedaan is voor de Gids Slavernijverleden Nederland, maken het koloniale verleden van Brabant steeds zichtbaarder.

Deze initiatieven vergroten onze kennis over het verleden en geven erfgoed nieuwe betekenis. Dat sluit aan bij wat wij (Erfgoed Brabant) met www.brabantserfgoed.nl willen bereiken. Op die website ontsluiten we collecties van instellingen en verbinden we deze objecten met artikelen en getuigenissen. Deze halen we op bij historische verenigingen, musea, archieven, onderzoekers en de rest van het erfgoedveld. Door erfgoed op deze manier voor een breed publiek in context te plaatsen hopen we het debat over erfgoed te voeden.

We zijn nu (september 2019) iets meer dan een jaar bezig. En hoewel we al veel verhalen hebben opgehaald, zijn er nog genoeg onderbelichte onderwerpen. Dat geldt in het bijzonder voor koloniaal erfgoed. Door middel van een experiment onderzochten we hoe we dat gat kunnen dichten om zo een stap te zetten richting een veelzijdigere en inclusievere geschiedschrijving. Hoe halen we verhalen op rond het niet-traditionele thema koloniaal erfgoed, uit een traditioneel erfgoedveld en hoe brengen we deze naar een breed publiek?

Koloniaal erfgoed
Het ophalen van verhalen doen we thematisch: iedere maand heeft een thema. Zo staat september 2019 bijvoorbeeld in het teken van 75 jaar bevrijding en haken we in oktober aan bij de Maand van de Geschiedenis.

In juli 2019 kozen we voor koloniaal erfgoed. Onze vraag leverde een totaal van tien nieuwe artikelen op, vier van heemkundigen en zes van andere onderzoekers. Een overzicht van de artikelen vind je hier hier. Om dit in perspectief te plaatsen: in mei was het thema “Romeinen” en haalden we elf artikelen op.

Historische verenigingen en hun leden zijn vaak de rijkste bron van artikelen, maar dat was dit keer anders. Het viel ons op dat wanneer we historische verenigingen een specifiek onderwerp voorstelden (zoals koloniale banden binnen de Koninklijke Militaire Academie in Breda), dat vaker een artikel opleverde dan wanneer we de vraag algemeen hielden. Het was dus belangrijk de vraag zorgvuldig te formuleren. ‘Koloniaal’ was duidelijk te abstract. Of de historische verenigingen die we aanschreven afhaakten vanwege de gevoeligheid van het onderwerp hebben we niet in beeld

Cijfers en social media
In juli werden de nieuwe artikelen via onze homepage, nieuwsbrief en social media (Facebook, Twitter en Instagram) naar het brede publiek gebracht. We waren benieuwd hoe onze volgers zouden reageren. Had men interesse in een andere blik op het verleden?

Het antwoord is simpelweg ja. De bezoekersaantallen én bezoekduur van de site waren in juli hoger ten opzichte van eerdere maanden. Onze lezers waren dus zeker geïnteresseerd in dit onderwerp. Ook op social media steeg ons bereik en de betrokkenheid bij berichten. Het grootste bereik hebben we op Facebook en de berichten op dat platform leverden het hoogste aantal reacties op. Het ligt voor de hand dat kritische reacties in de meerderheid zijn: dat zijn immers mensen die eerder geneigd zijn te reageren. Desondanks gaf het ons een inzicht in hoe de artikelen aankwamen bij onze lezers.

Globaal konden we in de reacties een aantal thema’s onderscheiden: sympathie (“Dat leerden we vroeger niet op school”), anti-klerikale sentimenten, relativisme (“niet met de bril van nu naar het verleden kijken”), whataboutism (“in Brabant was het vroeger ook erg”), defensiviteit (“waarom moeten we ons hier nu nog voor schamen?”), en eigen historische uitleg.

Bij elk Facebookbericht hebben we een aantal, min of meer ‘representatieve’, reacties uitgekozen om op te antwoorden. Zo wilden we duidelijk maken aan de reageerder en de “voorbijscroller” waarom we bepaalde keuzes hebben gemaakt. Iemand noemde bijvoorbeeld onze aandacht voor slavernij “gezeur”, want ook Brabanders hadden het zwaar gehad. Daarop antwoordden we dat “gezeur” wat ons betreft veel te kort door de bocht was. Bovendien legde we uit aandacht te hebben voor verschillende aspecten van het verleden. Zo hebben we ook artikelen over de slechte arbeidsomstandigheden in Brabantse fabrieken.

Een groot deel van de reageerders vroeg zich verontwaardigd af of zij zich dan nu schuldig moesten voelen. Dit leek volledig uit de reageerders zelf te komen, want in onze posts of de artikelen speelde een hedendaagse schuldvraag geen rol. In onze antwoorden benadrukten we dat het niet de bedoeling was om mensen zich schuldig te laten voelen, maar dat we een onderbelicht deel van de Brabantse geschiedenis wilden tonen.

Ook andere eigen historische interpretaties kwamen voorbij. Telkens hebben we daarbij onze eigen positiekeuze onderbouwd. We antwoordden op de kritische punten van de reageerder, zonder daarna de reageerder aan te vallen. Op deze aanpak reageerde men positief. Een soortgelijke reactie kwam ook binnen in onze redactiemailbox, wat een uitgebreide conversatie opleverde over de keuze de missie ook te behandelen binnen het thema. Hier hanteerden we dezelfde strategie als op Facebook.

In andere comments botsten twee vormen van slachtofferschap. Een populaire lezing van de Brabantse geschiedschrijving maakt van Brabanders slachtoffers: van de protestantse regenten in de tijd van de Republiek, van de arme zandgronden en van de Duitse bezetter. Het is daardoor moeilijk om Brabanders ook als dader te zien. Daarnaast werd het in de reacties gebruikt om de verantwoordelijkheid voor slavernij af te wentelen, bijvoorbeeld naar de Republiek.

Er was tot slot een behoorlijk aantal reacties van mensen die het goed vonden dat we aandacht besteedden aan dit onderwerp. Hier zou je ook de anti-klerikale reacties onder kunnen scharen. Deze kwamen met name bij een artikel over hoe missionarissen geld inzamelden om kinderen in Papoea-Nieuw Guinea ‘vrij te kopen’ om ze katholiek op te voeden. Duidelijk was dat het katholieke misbruikschandaal hier invloed had.

 

We hebben ook fouten gemaakt. Bij een social mediabericht voor het artikel “Sporen van slavernij in Noord-Brabant” gebruikten we in eerste instantie een beeld van de Tilburgse missionaris Peerke Donders. Rond zijn persoon en een standbeeld van hem in Tilburg woedt een hevige discussie, met name gekoppeld aan zijn al dan niet voldoende afkeuring van slavernij. Hoewel het artikel Donders zelf niet direct koppelde aan slavernij, leek onze post dat wel te doen. We hebben ervoor gekozen de afbeelding te vervangen omdat mensen reageerden op het beeld in combinatie met de titel, in plaats van op de inhoud van het artikel. Hierin hadden we zorgvuldiger moeten optreden.

Conclusie
Een grote kentering in het historisch bewustzijn van Brabanders zullen we niet veroorzaakt hebben, maar hopelijk hebben we met onze aandacht voor het onderwerp een bijdrage geleverd aan een grotere interesse voor dit onderwerp, zowel bij onze auteurs als bij het brede publiek. Als we naar de cijfers kijken zijn onze volgers wel degelijk geïnteresseerd in deze onderwerpen. In de toekomst nemen we dat mee in onze gesprekken met onze auteurs. Dat is namelijk precies hoe we onze taak zien als historici werkzaam bij een erfgoedinstelling: een brug vormen tussen de bronnen van kennis enerzijds en het publiek anderzijds.

Een belangrijk ontwikkelpunt voor onze redactie is het betrekken van verschillende groepen bij het uitwerken van een thema. In dit geval hadden dat Brabanders met banden met het slavernijverleden kunnen zijn. Wat dat betreft kunnen we een voorbeeld nemen aan de Keti Koti-dialoogtafels, waar wordt stilgestaan bij “de hedendaagse gevolgen van het Nederlandse slavernijverleden met witte en zwarte Nederlanders en alle kleuren daar tussenin.” De themamaand heeft ons veel geleerd over hoe zowel de lokale geschiedschrijving, als de lokale geschiedschrijvers inclusiever en diverser te maken, hoe dit soort gesprekken op social media te voeren en welke bredere rol Erfgoed Brabant nog in dit geheel kan gaan spelen. Volgend jaar haken we wederom aan bij de Maand van de Geschiedenis en waar dit nu een expirement was, gaan we dan deze lessen toepassen.


Robin Hoeks is historicus en redacteur van Brabantserfgoed.nl. Hij is tevens verantwoordelijk voor de productie en presentatie van de Brabants Erfgoed Podcast (http://www.brabantserfgoed.nl/podcast). Wouter Loeff is hoofdredacteur van Brabantserfgoed.nl en is als historicus betrokken bij diverse projecten van Erfgoed Brabant. Daarbij zet hij zijn kennis in om het Verhaal van Brabant uit te dragen op een veelvoud van manieren.
Alle artikelen van Robin Hoeks en Wouter Loeff
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.