Discussiedossier Geschiedenisonderwijs – Geschiedenis in het basis- en voortgezet onderwijs. Gescheiden werelden?
Sinds het rapport van de Commissie De Rooy (2001) zijn de kerndoelen voor geschiedenis in basis- en voortgezet onderwijs (po en vo) op elkaar afgestemd. Maar is dat ook zo in de praktijk? En wat is er eventueel nodig om deze afstemming te verbeteren?
Een concentrisch curriculum
Met een gemeenschappelijk chronologisch kader van ‘oriëntatiekennis’ met tien tijdvakken en bijbehorende kenmerkende aspecten kwam er voor het geschiedenisonderwijs een longitudinale planning. De tien tijdvakken werden in 2006 opgenomen in de kerndoelen po (kerndoel 52) en onderbouw vo (kerndoel 37). In 2010 werden daar voor beide onderwijsvormen de vensters van de Canon van Nederland aan toegevoegd ter illustratie van de tijdvakken. Daarnaast staat gebruikmaken van (eenvoudige) historische bronnen, zowel voor po als vo, in de kerndoelen (resp. kerndoel 51 en 40). Tot zover lijkt de afstemming in het beoogde curriculum gegarandeerd. Maar blijkt dit ook in de praktijk?
Resultaten voor geschiedenis in het basisonderwijs
Sinds de laatste peiling maken deskundigen zich zorgen over de leeropbrengsten voor geschiedenis.
Uit enkele steekproeven van de Eindtoets Wereldoriëntatie blijkt dat leerlingen in groep 8 moeite hebben met het plaatsen van historische gebeurtenissen in een tijdvak. Het in chronologische volgorde plaatsen van afbeeldingen van historische voorwerpen of historische gebeurtenissen gaat redelijk, evenals het beantwoorden van vragen over denkvaardigheden (bijvoorbeeld oorzaak-gevolg). Deze resultaten zijn echter niet representatief, omdat slechts een klein deel van de leerlingen de facultatieve eindtoets wereldoriëntatie maakt. Vaak zijn dat scholen die hogere resultaten voor wereldoriëntatie halen. Dit leidt tot de veronderstelling dat het gemiddeld op Nederlandse basisscholen minder goed is gesteld met kennis over de tien tijdvakken en beheersing van historische vaardigheden.
Ervaringen van docenten in de brugklas
Een recente peiling onder 27 brugklasdocenten (70% havo/vwo en 30% vmbo) bevestigt deze veronderstelling. Driekwart van de docenten geeft aan dat hun leerlingen onvoldoende kennis hebben over de tien tijdvakken (zie Tabel 1). Alleen voor de tijdvakken van jagers en boeren en van wereldoorlogen en Holocaust constateerden zij (nipt) voldoende kennis (60% en 63%).
Verder antwoordt driekwart van de docenten dat de meeste leerlingen niet bekend zijn met de vensters van de Canon van Nederland. Bij de vragen over staatsinrichting antwoorden alle docenten dat hun leerlingen onvoldoende kennis hebben over het bestuur van gemeenten en van internationale (non)gouvernementele organisaties (bijvoorbeeld de EU, VN, Greenpeace). Slechts 10% van de docenten beschouwt de kennis van leerlingen over de rechtstaat en het bestuur van Nederland als voldoende.
Ten slotte is meer dan 80% van de docenten van mening dat startende brugklasleerlingen historische vaardigheden onvoldoende beheersen (zie Tabel 2).
Ondanks dat de beoogde curricula voor po en vo al sinds 2006 op elkaar aansluiten, blijkt deze aansluiting in de praktijk bedroevend te zijn. Dat blijkt ook uit opmerkingen die docenten toevoegen aan de vragenlijst. Een docent schrijft:
‘Eerlijk gezegd heb ik niet de indruk dat er iets aan geschiedenis wordt gedaan op de basisschool. Of wat er aan gedaan wordt, wordt niet echt getoetst, blijft niet hangen. Alles, zowel kennis als vaardigheden, leer ik “vers” aan.’
Opvallend is dat vier docenten noteren dat lezen en schrijven onder de maat zijn, waardoor leerlingen minder goed mee kunnen komen bij het geschiedenisonderwijs. Drie docenten vermelden dat kennis en vaardigheden niet beklijven, omdat er niet of nauwelijks getoetst wordt.
Hoe kan het beter?
Op veel basisscholen wordt geschiedenis geïntegreerd in wereldoriënterende thema’s, waarbij leerlingen, onder het motto van onderzoekend leren, veel zelfstandig werken. Een goede begeleiding is daarbij niet altijd vanzelfsprekend. Uit een grondige literatuurstudie blijkt bovendien dat vakkenintegratie niet altijd bevorderlijk is voor leerprestaties. Daarvoor is iets anders nodig.
Recent onderzoek toont aan dat er winst te behalen valt als leerkrachten krachtige didactieken inzetten: taalgericht vakonderwijs, begeleid onderzoekend leren en vakspecifieke leermiddelen, zoals de tijdbalk. Opvallend in dit onderzoek zijn de sterke, positieve effecten van taalgericht vakonderwijs. Gerichte ondersteuning door leerkrachten en van leermiddelen is bij deze didactieken een essentiële voorwaarde, evenals dat leerkrachten helder voor ogen hebben welke leerdoelen ze willen bereiken.
Voor een eigentijdse afstemming van kennis en vaardigheden ligt er een recent advies voor een vernieuwd historisch referentiekader voor po en vo: Ontwikkelingen in de tijd. Dit biedt inspiratie voor een stevig fundament voor geschiedenisonderwijs, dat methodemakers en leraren kunnen toepassen. Om dit in de praktijk te laten slagen is, naast opname in vernieuwde kerndoelen, nodig dat scholen voor po en vo kennismaken met elkaars werkwijzen en dat leraren (na)geschoold en begeleid worden in de toepassing van krachtige didactieken. Anders blijven basis- en voortgezet onderwijs voor geschiedenis gescheiden werelden.
Marjan de Groot-Reuvekamp is voorzitter van de Vereniging voor Docenten Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland (VGN), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en was lid van de Commissie ter Herijking van de Canon van Nederland. Voorheen was ze lerarenopleider bij Fontys Hogeschool voor Kind en Educatie.
Bronnen
- Bakker, A. & Driebergen, M. (2020). Mens en maatschappij in het basisonderwijs. Domeinbeschrijving ten behoeve van peilingsonderzoek. SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede.
- Béneker, T., Van Boxtel, C., de Leur, T., Smits, A., Blankman, M., & De Groot-Reuvekamp, M. (2020). Geografisch en historisch besef ontwikkelen op de basisschool. Een literatuurstudie naar onderzoek over aardrijkskunde- en geschiedenisonderwijs in het primair onderwijs. Utrecht/Amsterdam. Studie gefinancierd door Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek.
- Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming (2001). Verleden, heden en toekomst. Enschede, The Netherlands: SLO. Zie voor toelichting hierbij: https://histoforum.net/2020/Het%20geschiedeniscurriculum.pdf
- De Groot-Reuvekamp, M. (2017). Timewise. Improving pupils’ understanding of historical time in primary school. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam. Zie ook: https://www.historischtijdsbesef.nl/
- De Groot-Reuvekamp, M., Van Boxtel, C., & De Leur, T. (2022). ‘Wat werkt? Geschiedenis in het basisonderwijs’, Kleio 1, 60-63.
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (2010). Besluit vernieuwde kerndoelen WPO.
- Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (2016). Karakteristieken en kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs. SLO, 2016. Zie: https://www.slo.nl/kerndoelen/ https://www.rijksoverheid.nl/documenten/besluiten/2010/09/17/kerndoelen-onderbouw-voortgezet-onderwijs
- Wagenaar, H., Schoot, F. van der & Hemker, B. (2010). Balans van het geschiedenisonderwijs aan het einde van de basisschool. PPON-reeks nummer 42. Arnhem: Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling.
- Werkgroep Referentiekader Tijd. (2022). Ontwikkelingen in de tijd. Toelichting en nadere uitwerking historisch referentiekader. SLO, Amersfoort.
- Werkgroep Referentiekaders Ruimte en Tijd. (2022). Eindadvies referentiekaders Ruimte en Tijd. SLO, Amersfoort.
- Wissinger, D., Ciullo, S., & Shiring, E. (2018). ‘Historical literacy instruction for all learners: Evidence from a design experiment’, Reading and Writing Quarterly, 34(6), 568-586.
- Wilschut, A. & Pijls, M. (2018). Effecten van vakkenintegratie. Een literatuurstudie. Amsterdam: Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding/Hogeschool van Amsterdam.