De straat op! Recensie van een pop-uptentoonstelling
Met de uitgangspunten van het dossier over tentoonstellingskritiek op Historici.nl in mijn achterhoofd, bezocht ik recent de zogenoemde pop up-tentoonstelling De straat op! in de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Deze tentoonstelling is door Bureau van Gisteren gemaakt in opdracht van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Aanleiding is de viering van het verkrijgen van het algemeen vrouwenkiesrecht in Nederland honderd jaar geleden. De insteek van de tentoonstelling is het verhaal van de kiesrechtstrijd te vertellen én het activisme van de eerste feministische golf te koppelen aan hedendaags feministisch activisme. Daarmee verschilt deze tentoonstelling wezenlijk van die in het Groninger Museum afgelopen jaar. Die tentoonstelling bracht letterlijk de strijd om het kiesrecht in woord en beeld en is veel meer te kenschetsen als een historische overzichtstentoonstelling.
Disclaimer
Allereerst een disclaimer voor u verder leest. De auteur van deze recensie heeft niet alleen bij Atria en meer dan tien jaar in musea gewerkt, maar is ook de biograaf van een van de drie oprichtsters van het internationaal archief voor de vrouwenbeweging (IAV), dat nu onderdeel van Atria is. Daardoor is een extra kritische blik niet te vermijden. Niet alleen omdat ik weet hoe rijk de collectie van het IAV is, maar ook wat er komt kijken bij het maken van een tentoonstelling. Kleine slordigheden vallen mij altijd op. Een vorm van onuitroeibare beroepsdeformatie, zal ik maar zeggen. Zo worden bij deze pop-up-tentoonstelling alle vrouwen als ‘feminist’ betiteld, taaltechnisch de benaming voor een man, maar soms ook feministe. Tekstbordjes staan bij het verkeerde object en op verschillende plekken staan er hoofdletters in lopende teksten evenals dubbele spaties. Kortom er zijn wat storende slordigheden.
Daarnaast was ik vanzelfsprekend nieuwsgierig hoe de jongste van de oprichtsters, de feministe dr. W.H. Posthumus-van der Goot, neergezet zou worden. Met name over haar is wel meer te zeggen dan deze tentoonstelling nu doet, wat mij enigszins teleurstelde. Zoals wel vaker komt Posthumus-van der Groot er bekaaid af, waarschijnlijk omdat zij van de ‘jongere generatie’ was. Haar rol bij de oprichting in 1935 en de wederopbouw van het archief na de Tweede Wereldoorlog én bijvoorbeeld haar inspanningen om de namen van de feministes van de eerste golf levend te houden, blijven onvermeld. Hoewel teleurstellend, is dit ook weer een bevestiging van het nut en de noodzaak van een wetenschappelijke biografie over Posthumus-van der Goot, zodat haar rol ten volle gezien en beoordeeld kan worden.
Waarheid, Macht en Schoonheid
In het dossier tentoonstellingskritiek worden richtlijnen gegeven hoe recensenten een tentoonstelling zouden kunnen beoordelen. Hendriks Henrichs geeft een historiografisch overzicht in zijn bijdrage. Door de tijd heen hanteren wetenschappers verschillende termen, maar de driedeling van Rüsen (1988) – waarheid, macht en schoonheid – komt min of meer overal terug. Henrichs schrijft: ‘’Volgens Rüsen is Schoonheid, de esthetische, visuele factor, een didactisch noodzakelijk tegenwicht tegen de wetenschappelijke en politieke factoren die een historische tentoonstelling beïnvloeden.’’
De straat op! heeft een duidelijk politiek doel, namelijk het activisme van nu spiegelen aan het activisme van toen. Daarmee laat de tentoonstelling zien dat de strijd continu gestreden moet worden, omdat sommige zaken nog niet bevochten zijn, maar ook omdat sommige verworvenheden onder druk staan (macht). De tentoonstelling is opgezet als een demonstratie, wat het activistische element benadrukt en daarmee impliciet het imago van Atria als activistisch instituut bevestigt. De historische objecten (waarheid) zijn ingezet ter ondersteuning van de boodschap – als illustratie –, want niet de objecten, maar de vormgeving (schoonheid) domineert. Egge Knol schrijft in zijn bijdrage dat objecten niet als ‘props’ of rekwisieten ingezet mogen worden, omdat vorm het dan van inhoud verliest. Dat is wel wat er in De straat op! gebeurt. Dat is jammer, want de rijke collectie van Atria is belangrijk erfgoed. Bovendien hebben de vormgevers, ongetwijfeld in opdracht, de huisstijlkleuren van Atria (geel en rood) in extenso doorgevoerd, waardoor deze tentoonstelling in alles ‘Atria ademt’. Hiermee wordt, bewust of onbewust, ook de positie van Atria in het historisch domein bevestigd (macht).
De moeite waard
Susan Hoogervorst en Pieter de Bruijn stellen in hun inleiding op het dossier dat ‘’tentoonstellingen reflecteren op hedendaagse contexten voor
historisch besef en actuele debatten voeden over identiteit en in- en uitsluiting’’. Dat doet deze tentoonstelling door nadrukkelijk het onderwerp (honderd jaar vrouwenkiesrecht) te verbreden tot activisme toen
en nu, én ook de (voormalige) koloniën en haar voorvechtsters te betrekken. Dat maakt De straat op! leerzaam, interessant en voer voor discussie.
Al is er in het verleden aandacht aan het onderwerp besteed of zijn er door historici boeken over volgeschreven, verhalen moeten van tijd tot tijd opnieuw verteld worden omdat het publiek het vaak niet (meer) weet. Volgens Knol moet een recensent de lezer ook laten weten of de tentoonstelling de moeite van een bezoek waard is. Daarom eindig ik met de conclusie dat het, ondanks al haar onvolkomenheden, goed is dat deze pop up-tentoonstelling is gemaakt, en dat ze getoond wordt op een plek waar veel mensen komen. Dit verhaal kan immers niet vaak genoeg verteld worden, op zoveel mogelijk verschillende plekken en door zo veel mogelijk stemmen.
Antia Wiersma
De straat op! is verlengd tot en met 12 januari en is te zien op de centrale locatie van de Openbare Bibliotheek Amsterdam.