Historici.nl





Gepubliceerd op 22-06-2023

De schijnwerper op de Onderzoeken naar het Slavernijverleden

Op 7 juni 2023 organiseerde het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) het webinar ‘De schijnwerper op de Onderzoeken naar het Slavernijverleden’, over de vele onderzoeken naar het slavernijverleden van steden, bedrijven en organisaties zoals universiteiten. Wat leveren die onderzoeken, naast meer kennis en inzicht, nu concreet op? En misschien nog wel belangrijker, hoe gaan we als samenleving verder nadat het onderzoek is afgerond en gepresenteerd? Deze en andere vragen kwamen tijdens dit webinar aan bod. Historici.nl plaatst met plezier de korte presentatie van Alex van Stipriaan tijdens dit webinar als bijdrage.

Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Haarlem, Groningen, Hoorn, Gouda, Tilburg, Delft, Arnhem, Deventer, Friesland, Noord-Holland, Overijssel, Zuid-Holland, Zeeland en waarschijnlijk vergeet ik nog een paar Nederlandse locaties die onderzoek hebben laten doen, of binnenkort publiceren over hun slavernijverleden. Is dat niet een beetje overdreven? We weten het nu toch wel dat Nederland een slavernijverleden heeft. Er zijn toch niet voor niets door de regering excuses aangeboden evenals door de meeste van de genoemde locaties?

Nederland telt momenteel meer dan 4000 oorlogsmonumenten en 83 oorlogsmusea; er is nog steeds een NIOD, twee militaire onderzoekscentra en een flink aantal individuele onderzoekers die research doen naar WO-II en de impact daarvan op de hedendaagse samenleving. Dat gaat dus over een historisch drama dat in Nederland ongeveer 5 jaar heeft geduurd. De slavernij heeft tweeënhalve eeuw geduurd. Alleen speelde het zich ver weg af en werd het door de meesten hier niet als een drama ervaren. Ook niet door latere historici. Pas door de emancipatie van de geschiedwetenschap in de jaren 1970 (vrouwen, arbeiders, dekolonisatie) én door de thuiskomst van de geschiedenis aan de hand van de koloniale en postkoloniale migratie naar Nederland, kwam de slavernij op de kaart te staan als object van onderzoek. In eerste instantie ging dat vooral over de mensenhandel en de organisatie van het systeem van slavernij. Later ging het over de onderdrukte mens in dat systeem en het verzet ertegen. Nu is er ook toenemend onderzoeksaandacht voor de (culturele) eigenheid en de agency van slaafgemaakten in het systeem. In overgrote meerderheid betreffen deze onderzoeken Suriname; een beetje Brazilië; eveneens een beetje de Nederlandse Cariben en Noord-Amerika, een heel klein beetje Guyana, Tobago en Ghana en Benin; een nog veel kleiner beetje Nigeria, Congo, Angola en Zuid-Afrika, en ook een klein, maar sterk toenemend beetje Zuid en Zuid-Oost Azië. Voor de eilanden in de Indische Oceaan (Mauritius, Madagascar) bestaat vanuit Nederland vrijwel geen onderzoeksbelangstelling.

Pas zeer recent breekt het besef door dat Nederland zelf deel uitmaakte van het slavernijsysteem en dat dus een deel van die geschiedenis zich hier afspeelde en onderzocht moet worden. Niet in het minst betreft dat ook de vraag naar impact, erfenissen en doorwerkingen van de slavernij op de hedendaagse samenleving. Dat heeft inmiddels een flinke stapel boeken en wetenschappelijke artikelen opgeleverd, evenals monumenten, historische wandeltochten, tentoonstellingen en documentaires, bovendien twee instituten (NiNsee en Black Archives) en binnenkort een nationaal slavernijmuseum.

Is er nu genoeg lokaal onderzoek gedaan in Nederland? Nee. Zoals er nog steeds monumenten en musea bijkomen over WO-II, waarvoor ook allemaal onderzoek wordt gedaan, zo geldt dat eens te meer voor het slavernijverleden. Om het tot een gedeelde Nederlandse geschiedenis te maken, moet die voor velen ver-van-mijn-bed-geschiedenis zo dichtbij mogelijk worden gebracht.

Den Bosch, Eindhoven, Helmond, Borculo, Culemborg, Zutphen, Harderwijk, Gulik, Weesp, Overschie, Alphen aan de Rijn, Woerden, Vlaardingen, Veere, Amersfoort, Zeist, Lopik, Franeker, Stavoren, Harlingen, Almelo, Mastenbroek, Maastricht. Allemaal plaatsen waar in de 18e eeuw productie plaatsvond voor de slavenkoloniën in de Amerika’s, afkomstig van een lijst uit 1768 ‘Lyst der Fabriquen en Producten, welke uit deze Landen getrokken werden ter versending na onse Westindische Colonien’. Dat mag allemaal tot in detail worden uitgezocht.

Tegelijkertijd bestaat het gevaar dat die grote aandacht voor Nederland, c.q. de Nederlandse kant van het slavernijverhaal, het verhaal van de slaafgemaakten gaat overschaduwen. Want ook daar moet nog heel veel onderzoek worden gedaan.

Maar daar ligt wel een probleem. Van Zwarte kant wordt vaak geklaagd dat de slavernijgeschiedschrijving wordt gedomineerd door Witte onderzoekers en dat het daarmee per definitie eurocentrisch is. Over dat laatste valt te discussiëren, het eerste is een feit. Het probleem is echter dat er getalsmatig in Nederland logischerwijs veel meer Witte historici en geschiedenisstudenten zijn dan historici en studenten van kleur, laat staan met roots in de voormalige koloniën. Daar komt helaas bij dat jonge onderzoekers van kleur nauwelijks geneigd lijken in de oudere bronnen te duiken en zich liever lijken bezig te houden met de meer recente emancipatiestrijd.

Er ligt dus een enorm werkveld klaar voor Witte en Zwarte historici. En wat dat oplevert? Een vollediger en inclusiever geschiedbeeld van Nederland, de Nederlandse Cariben, Suriname, Zuid-Afrika, Sri Lanka, Java en al die andere gebieden waar het Nederlandse slavernijsysteem actief is geweest. En met dat bredere geschiedbeeld kan ook meer inzicht groeien in de eigen, hedendaagse samenleving.

Alex van Stipriaan is emeritus hoogleraar Caraïbische geschiedenis, evenals initiator en adviseur van interculturele en erfgoed-projecten.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.