Historici.nl





Gepubliceerd op 17-10-2023

De geneugten van Delpher. Naar een reflectie op de historische interesse?

Onlangs was het weer zover, Delpher werd verrijkt met vele duizenden scans. Het bestaan van deze website, die tien jaar geleden werd gelanceerd door de Koninklijke Bibliotheek, behoeft nauwelijks toelichting als vindplaats van een groot aantal boeken, tijdschriften en kranten. En ‘groot’ mag daarbij gerust als understatement worden opgevat. De nieuwste toevoeging beslaat bijna 2 miljoen tijdschriftenpagina’s waarmee het overigens nog geen vijf procent beslaat van het totaal aantal nu beschikbare bladzijden. Wie zich op welke manier dan ook bezighoudt met Nederlandse geschiedenis vanaf de zeventiende eeuw kan nauwelijks meer zonder deze bron die een enorme rijkdom aan informatie biedt, niet in de laatste plaats voor de twintigste-eeuwse geschiedenis.

De nieuwe lading gedigitaliseerd drukwerk die op nagenoeg elk beeldscherm kan worden opgeroepen is overweldigend. Aansprekende titels zijn De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland, die zeker in politieke maar ook culturele geschiedschrijving al vaker opduiken maar ook vrouwenbladen Libelle en Margriet die, ondanks een aanzienlijke oplage en langdurig bestaan, tot dusverre eerder opdoken in gespecialiseerde publicaties over gendergeschiedenis dan in de meer algemene historiografie. Het bestaan van deze bladen zal de gemiddelde contemporanist zeker bekend zijn, maar hij of zij zal er niet snel in gaan zoeken wanneer dat betekent dat de ingebonden jaargangen afzonderlijk moeten worden aangevraagd en doorgenomen. Delpher maakt het gebruik van zulke titels aanzienlijk laagdrempeliger. Het gebruik ervan reikt dan ook aanmerkelijk verder dan alleen toegewijde beoefenaren van digital humanities.

Het digitaliseringsoffensief waarvan Delpher in de Nederlandse context de meest zichtbare etalage vormt kent een dusdanig grote schaal dat de bandbreedte van de online beschikbaar gestelde historische periodieken zeer ruim is. Landelijke en regionale dagbladen vormen een wezenlijk bestanddeel van het aanbod, terwijl ook tijdschriften steeds ruimer vertegenwoordigd zijn. Hoewel bladen met een landelijke verspreiding het meest prominent aanwezig zijn, variërend van het Nieuwsblad voor den Boekhandel tot Sport in Beeld, en van de Katholieke Radio-Gids tot het Landbouwkundig Tijdschrift, zijn ook regionale en lokale bladen aanwezig. Het huisorgaan van de katholieke geitenfokkersvereniging, dat soms als spreekwoordelijk voorbeeld geldt van de verzuilde samenleving, ben ik op Delpher nog niet tegengekomen. Wèl vond ik het niet minder veelzeggende St. Ambrosius, maandblad van den Bijenhoudersbond van den Noord-Brabantsche Christelijke Boerenbond.

Was dat een toevalstreffer? Nee, niet helemaal. Want de beschikbaarstelling van een nieuwe lading historische informatie op Delpher leidt doorgaans tot een zoeksessie van meerdere uren. Die begint doelgericht en academisch verantwoord met enkele trefwoorden uit lopend onderzoek rond oorlog, herinneringscultuur en beeldcultuur. Maar door het enthousiasme dat gemakkelijk ontstaat bij zo’n rijke overvloed aan bronnenmateriaal – resulterend in een sneeuwbaleffect met nieuw opduikende zoekbegrippen – neemt de aandrang toe om ook even enkele zijstraten in te slaan. Deels gaat het om kleinere onderwerpen die de afgelopen jaren als bijvangst bij andere onderzoeksprojecten de interesse hebben gewekt, en waarvan op de harde schijf verzamelmapjes zijn aangelegd vanuit het idee dat daar wellicht ooit nog eens een artikel uit voortvloeit. Maar de gedetailleerdheid van de aangeboden informatie leidt, bij mij althans, ook onvermijdelijk tot een ander zijpad, waarbij de lokale geschiedenissen en familiegeschiedenissen zich opdringen. Zo tik ik uiteindelijk ook mijn familienaam in. Om tegen alle verwachtingen in beloond te worden met een foto in St. Ambrosius waarop mijn grootvader anno 1931 als trotse bijenhouder te zien is bij een ruim aantal korven.

Foto in ‘St. Ambrosius, maandblad van den bijenhoudersbond van den Noordbr. Christelijken Boerenbond’ uit 1931.

Enigszins vergelijkbaar met de historische sensatie die in de literatuur gewoonlijk gekoppeld wordt aan een non-digitale setting, veroorzaakt Delpher op zo’n moment grote vreugde. Niet zozeer omdat ik mij ineens onderdeel weet van de verzuilde vaderlandse geschiedenis, maar simpelweg door verrast te worden door iets wat even vertrouwd als onbekend is. Maar óók omdat het aantoont wat een goede digitale ontsluiting, juist ook van publicaties waarvan het bestaan voor velen onbekend is, op detailniveau kan opleveren.

Dat maakte me nieuwsgierig naar evaluaties van Delpher, naar reflectie op wat een bron als Delpher betekent voor hoe wij kennis van het verleden verzamelen en hoe die kennis de blik op het verleden stuurt en nieuwe vragen oproept. De oogst bleek vooralsnog bescheiden: een inspirerend themanummer van het Tijdschrift voor Tijdschriftstudies dat zich twee jaar na de lancering van Delpher over de bronnen in dit platform boog plus wat losse voorbeelden van Delphergebruikers die eveneens aanknopingspunten vonden voor lokale familiegeschiedenis.

Duidelijk is dat Delpher in tweeërlei opzicht raakt aan de haarvaten van de samenleving. Enerzijds weerspiegelt het de zeer uiteenlopende activiteiten en interesses van grote groepen burgers in het hier gedocumenteerde verleden, anderzijds bevredigt dat aanbod veel hedendaagse geïnteresseerden met een vermoedelijk zeer gevarieerde historische belangstelling. De KB omschreef de recente aanvulling op het aanbod als “belangrijk voor historici, journalisten en liefhebbers” maar ik vermoed dat juist de laatst genoemde groep in deze naar prestige gerangschikte volgorde (waarin studenten ontbreken) het grootste aandeel levert in de 4 miljoen online bezoeken die in 2021 (coronatijd!) werden geteld. Tegelijkertijd blijft het gebruik in scripties en proefschriften veelal onzichtbaar omdat notenapparaten direct verwijzen naar specifieke titels, waardoor de impact van dit bronnenplatform gemakkelijk onderschat kan worden.

Het tienjarig bestaan van Delpher verdient waardering en lof. En het zou een goede gelegenheid zijn om stil te staan bij wat het eigenlijk betekent voor de geschiedbeoefening door liefhebbers én professionals. Natuurlijk zijn er altijd extra wensen voor méér gedigitaliseerde bronnen (waar blijven bijvoorbeeld de stripbladen in Delpher?), maar minstens zo belangrijk is de vraag hoe Delpher de historische interesse stuurt. Zorgt de beschikbaarheid van dit materiaal voor een sterkere focus op persoonlijke en lokale invalshoeken? Draagt het bij aan schaalvergroting in de maatschappelijke en culturele kwesties die historici bestuderen? Richt het de blik op uitingen die voorheen ondergewaardeerd werden, zoals de advertenties die veelal onverwacht in zoekresultaten worden meegenomen? En wat leert het ons daarnaast over de reikwijdte, beperkingen én representativiteit van beeldvorming en journalistiek die inhoud en kaders van deze bronnen mede hebben bepaald? En, tot slot, hoe sturen de gehanteerde zoektermen het zoekproces, de uitkomsten en de interpretaties tegen de achtergrond van een geschiedwetenschap die verheugd en enthousiast is over deze toegankelijke bronnen, maar soms ook worstelt met de aanzienlijke omvang van dat materiaal? De aanwezigheid van Delpher mag inmiddels vanzelfsprekend zijn, de betekenis ervan is dat nog geenszins.

Kees Ribbens is verbonden aan het NIOD, waar hij werkzaam is als senior onderzoeker. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar ‘Populaire historische cultuur en oorlog’ verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. 

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.