Blogserie Vroegmoderne Publieksdiplomatie – Publieksdiplomatie en de nuntii I: (levens)gevaarlijke gevolgen
Op 30 augustus 1614 berichtte de Venetiaanse secretaris Christofforo Suriano dat in Rome een zekere ‘Roberto’ was terechtgesteld. De man was gearresteerd omdat hij talloze hekelschriften en pamfletten bezat. Tussen al deze teksten was zeer belastend bewijsmateriaal gevonden: een geannoteerd exemplaar van Supplicatio geschreven door Novus Homo. Dit anti-pauselijke traktaat was een jaar eerder verschenen in Londen. Hoe had deze polemische tekst Rome bereikt, en waarom kostte die de arme Roberto het hoofd?
Het debat over de jurisdictie van de paus in staatsaangelegenheden laaide begin zeventiende eeuw op in katholiek Europa. Voor- en tegenstanders van de pauselijke macht kropen in de pen en reageerden op elkaars publicaties. Ook Novus Homo, het pseudoniem van de Napolitaanse rechtsgeleerde Giacomo Antonio Marta, mengde zich in deze polemiek. Hij beargumenteerde dat Sixtus V, Clemens VIII en Paulus V geen echte pausen waren omdat ze op frauduleuze manier verkozen waren. Om het probleem op te lossen stelde Marta voor dat de Duitse keizer concilie zou afroepen, waarop de paus zou worden afgezet.
In april 1613 verscheen zijn tekst anoniem in Londen met een opdracht aan Jacobus I. Dit was niet geheel toevallig: Marta was een jaar eerder informant geworden voor koning Jacobus I en Sir Dudley Carleton, de Engelse ambassadeur in Venetië. Hij bezorgde hun belangrijke informatie over het pauselijke hof. Via Carleton kwam Marta’s tekst bij Jacobus I terecht, die het idee van een algemeen concilie zeer genegen was, en zo kwam het dat deze tekst in Londen werd gepubliceerd door de koninklijke drukker Bonham Norton.
Het duurde niet lang voor men in Rome op de hoogte was van deze nieuwe controversiële publicatie: al op 5 mei stuurde Guido Bentivoglio, de nuntius (pauselijke diplomatieke vertegenwoordiger) in Brussel, een exemplaar naar de staatssecretaris in Rome. In juni wist de nuntius in Parijs te melden dat Marta achter de publicatie zat. In Rome schakelde men meteen een versnelling hoger: alle nuntii werden op de hoogte gebracht en kregen de opdracht om verspreiding van de tekst tegen te gaan.
De nuntii rapporteerden in hun brieven over hun pogingen de tekst te verbieden. Dankzij deze correspondentie met Rome kunnen we reconstrueren hoe de tekst zich als een lopend vuurtje verspreidde: er verschenen Latijnse edities in Parijs, Augsburg, Heidelberg, een uitgebreide Franse vertaling bij Elzevier in Leiden en vertalingen in het Duits, Frans en Engels in Génève. Er waren ook geruchten over een Italiaanse vertaling.
Op het Italiaanse schiereiland was Carleton actief bij de verspreiding van het werk. In februari 1614 was hij echter argwanend geworden door de grote vraag naar het boek in de stad. Hij kwam er al snel achter dat meerderheid van deze geïnteresseerden in opdracht van de nuntius werkte. Carleton besloot even te wachten om exemplaren te verspreiden. Enkele maanden later werd de tekst gretig gelezen en werden ook exemplaren te koop aangeboden in de stad. De nuntius was verontwaardigd en drong er bij de Venetiaanse staat op aan om op te treden en het boek te verbieden.
Ondanks de inspanningen van de nuntius weten we dankzij de brief van Suriano dat de tekst dus toch in Rome terecht was gekomen. Roberto Fideli da Rimini, de man over wie we verder niets weten, bezat een exemplaar. Volgens Suriano had Roberto annotaties gemaakt waarin hij Marta’s stellingen toegepast had op het leven en acties van de huidige paus. Dit laatste had hem het leven gekost.
In het volgende blog kom je meer te weten over de geheime operatie van de nuntius in Keulen, Antonio Albergati, om de verspreiding van de Supplicatio tegen te gaan.
Nina Lamal is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het NL-Lab van het Humanities Cluster en het Huygens ING. Ze bestudeert publieksdiplomatie in het Heilige Roomse Rijk. Ook is ze editeur van de briefwisseling van Suriano, de eerste Venetiaanse gezant in de Nederlandse Republiek tussen 1616-1623.