Blogserie Vroegmoderne Publieksdiplomatie – Glorieuze Propaganda: De tweedelige strategie van Willem III
De Glorious Revolution was een van de belangrijkste politieke gebeurtenissen van de late zeventiende eeuw. Door deze politieke coup werd Willem III van Oranje koning van Engeland en daarmee de enige Stadhouder-koning in de geschiedenis van de Nederlandse Republiek. Om dit te bereiken maakte Willem gebruik van propaganda die aansprak tot de grieven die een aantal Engelse lords had tegen het bewind van de koning van Engeland, James II. Zo beweerde Willem dat hij de protestantse religie kwam verdedigen tegen een katholieke en absolute monarch. Op het Europese continent woedde echter een hele andere propagandastrijd. Hier probeerde Willem in samenwerking met de Staten-Generaal de bondgenoten van de Nederlandse Republiek te overtuigen dat religie geen belangrijke rol speelde. Hoe werkte deze complexe propagandastrijd en waarom waren er twee verschillende strategieën nodig?
In samenwerking met raadspensionaris Gaspar Fagel, Schotse balling Gilbert Burnet en zijn favoriet Hans Willem Bentinck stelde Willem III een verklaring op waarin hij zijn redenen uiteenzette voor een militaire invasie van Engeland. In deze Declaration of Reasons benadrukte Willem alle zaken die de Engelse koning James II verkeerd had gedaan. Zoals het pogen om het katholieke geloof terug in te voeren, het instellen van een absolute en arbitraire regering en de ondermijning van het Engelse parlement. Willem had dit niet zelf bedacht, maar speelde handig in op de onvrede onder een aantal Engelse lords en een flink deel van de bevolking. Vooral de herroeping van de Test Act – een wet die het onmogelijk maakte voor katholieken om in het bestuur of het leger te werken – was een heikel punt.
Voor de verspreiding van de Declaration werd gebruikgemaakt van een netwerk van ontevreden Engelse lords, zoals Henry Sydney, met wie in 1687 contact werd gelegd. Tegelijkertijd werd een grote lading van de Declaration met de invasievloot meegestuurd en kort na de landing verspreid. Deze opdracht werd gegeven aan Arthur Herbert, die in naam van zeven lords en bisschoppen, The Immortal Seven, naar de Republiek was afgereisd om Willem ‘uit te nodigen’ om met een leger naar Engeland te komen. Herbert werd vervolgens aangesteld als admiraal van de invasievloot en kreeg dus de opdracht om de Declaration in Engeland te verspreiden. Op 27 november 1688 schreef John Granville, de Earl van Bath, dat hij de Declaration had ontvangen van Herbert. Vervolgens had hij deze aan de troepen van zijn garnizoen laten voorlezen. Een paar dagen later, schreef diezelfde Granville dat hij in het stadje Saltash de Declaration door de burgemeester eveneens had laten voorlezen en dat hij ook de opdracht had gegeven deze te laten drukken en publiceren in de rest van Cornwall. Zo verspreidde de Declaration zich in snel tempo door Engeland.
Willem zijn Declaration was erg gericht op een Engels publiek en speelde een minder belangrijke rol op het Europese vasteland. De resolutie van de Staten-Generaal van 28 oktober 1688 was hiervoor van cruciaal belang. De Republiek was namelijk sinds 1672 verwikkeld in een reeks van conflicten met de Franse koning Lodewijk XIV en wist onder het leiderschap van Willem III een coalitie op te zetten met de Duitse keizer en Spanje als de belangrijkste bondgenoten. Deze coalitiepartners waren katholiek en de argumenten dat Willem het protestantse geloof in Engeland wilde verdedigen werden aan de Habsburgse hoven in Madrid en Wenen niet goed ontvangen. Raadspensionaris Fagel had dit feilloos door en liet een resolutie opstellen waarin werd uitgelegd wat de redenen waren dat de Republiek besloot om Willem ‘met Schepen ende Militie te assisteren’. In deze resolutie werden de religieuze argumenten van Willem uit de Declaration wel herhaald, maar de nadruk lag vooral op de ondermijning van het parlement en de poging van James II om een absolute monarchie te creëren. De Staten-Generaal schreef immers vooral bang te zijn:
‘dat indien den Koningh van Groot-Brittannien in sijn Rijck mochte komen te bereycken sijn ooghmerck, ende te verkreygen de absolute macht over sijn Volck, beyde Koningen te samen uyt interesse van Staet, ende uyt haet, ende yver tegens de Protestantse Religie, desen Staat souden trachten overhoop te werpen, en waer het mogelijck, uyt te delgen.’
Deze angst voor een Frans-Engels bondgenootschap was niet ongegrond: in 1672 had de Republiek ternauwernood een gecombineerde Engels-Franse aanval weten te overleven. Naast deze belangrijke geopolitieke reden wordt ook een duidelijke belofte gedaan dat ‘Roomsche Catholijcquen’ niet onderdrukt zullen worden in Engeland. Dit punt was duidelijk bedoeld om de Duitse Keizer Leopold I en Spaanse koning Karel II te verzekeren dat de positie van katholieken niet slechter zou worden door de invasie. De resolutie werd gedeeld met alle Nederlandse gezanten in het buitenland en alle buitenlandse gezanten die in de Republiek aanwezig waren. Zo liet Johan Ham, de buitengewone gezant van de Republiek in Brandenburg, weten dat hij de resolutie voor had gelezen aan Frederik III, de Brandenburgse keurvorst. Volgens Ham, prees Frederik de redenen en zou hij bidden voor een goede afloop. Door middel van diplomatieke contacten verspreidde deze resolutie zich door Europa. Dit was ook broodnodig, want aan het Spaanse hof gingen allerlei geruchten de ronde die negatief waren voor de alliantie tussen de Republiek en Spanje. De resolutie wist de aandacht te verleggen van de religieuze twistpunten naar de geopolitieke argumenten die ook voor Spanje en de Duitse keizer belangrijk waren. Zodoende werd de anti-Franse coalitie toch bijeengehouden en kon Willem zijn invasie van Engeland voortzetten.
Krijn Korsman studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is stagiair bij het project Public Diplomacy in Early Modern Europe. In het kader van dit project doet hij onderzoek naar publieksdiplomatie tijdens de Glorious Revolution.
Verder lezen
– Jonathan Israel, The Anglo-Dutch Moment (Cambridge 1991).
– Steve Pincus, 1688: The First Modern Revolution (New Haven 2009).
– D. Onnekink en E. Mijers eds., Redefining William III. The Impact of the King-Stadholder in International Context (Burlington 2007).