Historici.nl





Gepubliceerd op 15-05-2023
Door Antia Wiersma
Avatar foto

Pennenvruchten en miniaturen in de Koninklijke Verzamelingen

Op 12 mei lanceerde de Koninklijke Verzamelingen twee gedigitaliseerde collecties; een handschriftenverzameling van in totaal twaalf meter met ruim 36.000 scans en de collectie miniaturen (bijna 500 in totaal). Dat heugelijke feit werd gevierd met een symposium in het  Haagse Johan de Witt Huis, een historische locatie die normaal gesproken niet toegankelijk is voor het publiek. Tijdens die bijeenkomst passeerden de grondleggers van beide collecties de revue en beschouwden verschillende historici de (meer)waarde van deze collecties die nu voor iedereen, op elk moment van de dag en overal ter wereld toegankelijk zijn.

Moeder en zoon
De grondleggers van de handschriftencollectie waren de negentiende-eeuwse koningin Sophie (1818-1877) en haar zoon prins Alexander (1851-1884). Zij had, aldus haar biografe Leonieke Vermeer, als prinses van Würtemburg ‘een gedegen Duitse Bildung gehad en haar leven lang een dorst naar kennis’. Daarnaast was ze sociaal bewogen, wat volgens Vermeer een logisch gevolg was van haar opvoeding aangezien Bildung moet leiden tot de ‘vereniging van het schone, ware en het goede’. Tot op de dag van vandaag dragen verschillende organisaties haar naam, waarvan het Sophie Kinderziekenhuis in Rotterdam misschien wel het bekendste is. Koningin Sophie schreef zelfs, weliswaar anoniem, een historische verhandeling én publiceerde haar mémoires L’Histoire de ma vie. Kortom ze was een femme philosophe, maar ‘raakte in vergetelheid na het overlijden van haar zoons en dus troonopvolgers’, aldus Vermeer. Het was koningin Sophie die begon met de verzameling handschriften en handtekeningen en breidde ook de collectie miniaturen verder uit.

Sophie van Württemberg, Koningin der Nederlanden (1818-06-17 – 1877-06-03), Koninklijke Verzamelingen, Den Haag.

Prins Alexander was de jongste zoon van koningin Sophie en koning Willem III. Na de scheiding van tafel en bed van zijn ouders, ging hij bij zijn moeder wonen, terwijl zijn oudere broer Willem bij zijn vader bleef (de middelste zoon Maurits was ondertussen al overleden). Na het overlijden van zijn moeder in 1877 erfde hij haar collecties. De laatste tien jaar van zijn leven woonde Alexander alleen en ziekelijk in het Johan de Witt Huis. Hij breidde de geërfde verzamelingen uit, zo kocht hij het bedrijfsarchief van de Amsterdamse uitgever Marc-Michel Rey (1720-1780) en de handschriftenverzameling van Theodoor Oswald Weigel (1812-1882). De verzameling was puur voor hemzelf, hij leende zijn handschriften, in tegenstelling tot de miniaturen, niet uit. Gertrude Weel, archivaris bij het Koninklijk Huisarchief, betitelde die handschriftencollectie dan ook als Alexanders ‘medicijn tegen de eenzaamheid’.

Alexander, Prins van Oranje (1851-08-25 – 1884-06-21). Koninklijke Verzamelingen, Den Haag

Stille getuigen
In de aangekochte collectie van Weigel zitten veel handschriften en vriendenboeken van militairen die actief waren gedurende de Dertigjarige Oorlog. Dat was waarschijnlijk ook de reden voor de aankoop. Militair historicus Jeroen Punt noemde deze handschriften de ‘stille getuigen van een bloederige strijd’. Hij constateerde dat alle hoofdrolspelers van deze oorlog, zowel aan de kant van de Katholieke Liga als aan de kant van de Protestantse Unie, terug te vinden zijn in deze collectie. Deze verzameling is volgens hem vooral interessant omdat er namen van militairen bij zitten die ‘de geschiedenisboeken niet hebben gehaald omdat zij aan de verkeerde kant van onze geschiedenis stonden’, daarmee bedoelde Punt edellieden uit de Nederlanden die aan katholieke zijde vochten. Dankzij de digitalisering van de handschriftenverzameling is systematischer onderzoek naar de collectie nu mogelijk. Tegelijkertijd biedt deze digitalisering de mogelijkheid nieuw materiaal te ontdekken en dus nieuwe vragen aan de geschiedenis te stellen.

Showcollectie
Wetenschapshistoricus Dirk van Miert dook dieper in de samenstelling van een deel van de collectie handschriften, namelijk de brieven van kunstenaars en geleerden (G015/onderdeel XXXV). Hij constateerde dat deze verzameling brieven een dyadische structuur heeft, dat wil zeggen geen onderlinge verbanden maar slechts een relatie, tussen zender en ontvanger. Aangezien alle grote namen aanwezig zijn, zijn er leuke ontdekkingen te doen in deze collectie. Bovendien zitten er handtekeningen in en is er veel ‘biografica’ terug te vinden in de mappen, zowel handgeschreven als gedrukt. De samensteller van de collectie, wie is de vraag, heeft voornamelijk Duitse biografische woordenboeken verknipt en die lemma’s bij de brieven bewaard. Tegelijkertijd ontbreekt er ook veel in deze collectie. In tegenstelling tot correspondentiearchieven is er vaak slechts een brief bewaard en ontbreekt dus het antwoord of de brief waarop de schrijver reageert. Dat maakt dat Van Miert deze (deel)collectie een showcollectie noemt. Desondanks is het wel een collectie waar menig serieus wetenschapshistoricus niet om heen kan, aldus Van Miert.

Dat de handschriftenverzameling een is waar onderzoekers niet om heen kunnen, bleek uit de presentatie van filosoof, dichter en essayist Maarten Doorman. Hij heeft veel over de denkers van de Verlichting gepubliceerd en ging dieper in op een brief van Rousseau aan Voltaire in de collectie. Deze brief, gedateerd 7 september 1755 is het antwoord van Rousseau op een beroemd geworden brief van Voltaire. Daarin reageert Voltaire op het boek ‘Verhandeling over de herkomst en fundamenten van de ongelijkheid tussen mensen’, dat Rousseau hem had gestuurd. Doorman analyseerde de brief en liet ons zien hoe het taalgevoel van Rousseau tot uiting kwam en hoe wij dat moeten interpreteren.

Oproep
Dat de collecties bewaard zijn gebleven na het overlijden van prins Alexander danken we aan negentiende-eeuwse archivaris A.E. Mansfeldt. Hij adviseerde koningin Emma de collecties te bewaren voor de jonge prinses Wilhelmina. Sindsdien maken ze deel uit van de Koninklijke Verzamelingen. Nu is deze interessante collectie digitaal toegankelijk en daarmee voor iedereen raadpleegbaar. Dat laatste wordt vergemakkelijkt doordat vrijwilligers en stagiaires alle briefschrijvers zo goed als mogelijk geïdentificeerd en beschreven hebben. Desondanks deed Gertrude Weel de dringende oproep om eventuele fouten en aanvullingen door te geven. Een oproep die ik als kleine geste van dank voor de uitnodiging voor deze bijzondere middag hier graag herhaal.

Antia Wiersma is directeur van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap.

Avatar foto
Antia Wiersma is naast directeur van KNHG, ook biograaf van dr. W.H. Posthumus-van der Goot. Momenteel doet zij onderzoek naar het leven en werk van deze feministe, wetenschapper en oprichtster van het IAV.
Alle artikelen van Antia Wiersma
Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.