Blog – Het eerste en laatste woord
‘Eerst was er het woord…’ Recent twitterde historicus Karwan Fatah-Black fidele woorden van eenzelfde strekking: ‘Leer om over terminologie te discussiëren.’ Hij noemde daarbij de meerwaarde van gesprekken over definities en woordgebruik. Is ‘deportatie’ een term toepasbaar op het slavernijverleden? Hoe zit het met ‘slaaf’ en ‘tot slaaf gemaakte’? Dat zijn talige gesprekken die leiden tot afweging van voor- en tegenargumenten, verdieping en inzicht. Kortom, het zijn gesprekken eigen aan de geesteswetenschappen.
Woorden zijn poortwachters van het invullen van betekenis, gedachten komen door taal tot stand. Daarmee is de wereld om ons heen grotendeels afhankelijk van de tekens die wij eraan toedichten. Taal doet er dus toe. Dat is niet anders wat betreft begripsvorming aan de universiteit, of dagelijks vocabulaire, romantische beeldspraak in de sport of argeloos taalgebruik in een recensie. Terminologie kan (doelbewust) beelden oproepen, en een wereld tot stand brengen, die zodoende tegenstrijdig, anachronistisch of discriminerend is.
Een simpel voorbeeld om mee te beginnen. Hoe tegenstrijdig taal soms kan zijn, blijkt uit het concept van ‘basaltwoorden’ van Hugo Brandt Corstius. Hiermee liet de auteur onder het pseudoniem ‘Battus’ zien dat tientallen woorden in het Nederlands zichzelf tegenspreken. Zie bijvoorbeeld kapot-maken, vol-ledig, koper-dief, vol-op enzovoort. Woorden staan dus voor meer dan enkel de directe toepassing. Zie in dit verband bijvoorbeeld de term voetganger. Mensen die gebruikmaken van de publieke ruimte buitenom en tussen het wegverkeer in, worden als zodanig aangeduid. Een goede verstaander van de term voetganger ziet echter ook dat bijvoorbeeld rolstoelgebruikers – net als in het overgrote deel van de infrastructuur van de publieke ruimte – per definitie hierin niet vertegenwoordigd zijn.
Ten tweede, recent schreef Naïm Derbali in de Groene Amsterdammer over beeldspraak en terminologie onder sportcommentatoren. Het is usance in de (voetbal)sport om sommige, opvallende sporters aan te duiden met een bijnaam. De legendarische Sovjet-doelman Lev Yashin werd in de jaren vijftig De Spin genoemd. De Nederlandse doelman Frans de Munck kreeg De Zwarte Panter als bijnaam. Heracles Almelo-speler Steve Mokone kreeg het agnomen De Zwarte Meteoor. Aan de hand van sportcommentaren en ‘analyses’ tijdens voor- en nabeschouwingen, ziet Derbali de gevolgen van beeldspraak. Want waar witte spelers doorgaans worden geassocieerd met leiderschap en (voetbal)intelligentie, worden donkergetinte voetballers begeleid met meer ‘lichamelijke’ kenmerken: sterk, atletisch, dierlijk. Het is geen wonder dat onder de laatste groep nauwelijks voetbaltrainers voorkomen, stelt Derbali. Doorgaans hebben zij moeite om op leidersrollen aanspraak te maken als trainer/coach, omdat die associatie hen niet wordt toegedicht.
Taalgebruik is dus niet vrijblijvend. Dat is ook op de universiteiten een inmiddels levende discussie. Twee korte voorbeelden met betrekking tot de geschiedwetenschap en taal. Het begrip ‘piraterij’ werd een aantal jaar geleden nog ter illustratie geplakt op kapingen bij de Hoorn van Afrika. Dat is niet zonder reden. Het signalement van ‘piraterij’ was begin negentiende eeuw al reden voor het buitenspel zetten van de lokale autoriteiten in Algiers en Tunis. Ottomaanse beys werden beschuldigd van het herbergen van piraten en vervolgens door een Brits-Nederlandse coalitie de oorlog verklaard. Zo werden in de 21e eeuw ook Somalische ‘piraten’ gebrandmerkt tot een singulier gevaar zonder context noch soevereine status.
Vergelijk in die zin het positieve begrip ‘kaapvaart’ als tegenhanger doch identieke praxis in de zeventiende eeuw. De kaping van de ‘Zilvervloot’ door Piet Hein was geen vorm van piraterij, maar ‘gerechtvaardigde’ ‘diefstal’ in een ‘gouden’ eeuw. Dat laatste is tevens een interessante aanduiding. In het bewuste tijdsgewricht was economische voorspoed in de Republiek geen sinecure. In hoeverre is het spreken van een ‘Gouden Eeuw’ niettemin afdoende? De beeldspraak daarbij is moedwillig eufemistisch. Daardoor reiken associaties met de zeventiende eeuw van succesvolle oorlog tegen ‘buitenlandse’ onderdrukking, naar felbevochten ‘geloofsvrijheid’ tot aan de slimme ondernemer die tegenwoordig ‘kansen grijpt’. De negatie blijft vervolgens verzwegen.
In een korte recensie in dagblad Trouw (3-7-2021) bleek recent hoe dit taalgebruik een krom beeld van het verleden oplevert. Schilderijen die op last van WIC-gouverneur Johan Maurits van Nassau-Siegen in de zeventiende eeuw in Recife werden gefabriceerd, waren bedoeld om een verheerlijkt beeld te schetsen. Deels reproduceert de recensie die verheerlijking. Een handvol voorbeelden volstaan. Consequent wordt bijvoorbeeld gesproken van ‘slaaf’ in plaats van ‘tot slaaf gemaakte’ – in weerwil van de recente toepassing van de laatste term. Iemand is namelijk geen slaaf maar wordt daartoe gemaakt. De recensie stelt bovendien dat de gouverneur werd aangesteld om de kolonie ‘economisch en bestuurlijk weer op orde te brengen’. De vraag hier is echter: welke orde? Kolonialisme was een samenspel van geweld, verzet en protest en zodoende inherent ordeloos. De beeldtaal omtrent het woord ‘orde’ en ‘slaaf’ is echter krachtig genoeg om anachronistische associaties kracht bij te zetten.
Tot slot, taalgebruik leidt vanzelfsprekend tot discussie en conflict. Bij de bouw van de Toren van Babel werden taalverschillen met goddelijke interventie ingesteld om de werkzaamheden te stremmen. Die metafoor toont zowel de onmogelijkheid van uniform taalgebruik als de kracht van (allegorische) beeldspraak. De symboliek van de Bijbelse parabel heeft namelijk tot vandaag de dag waardevolle betekenis. Daarmee is ten minste één ding duidelijk: beelden en associaties bij taal kunnen zomaar onder aan de streep het laatste woord hebben. Welke beelden verzwegen blijven, ligt tenslotte aan de woorden die worden uitgesproken.
Jitse Senf MA studeerde af op de aanpak van de heroïne-epidemie in Amsterdam vanaf eind jaren zeventig tot begin jaren negentig en is werkzaam als docent Geschiedenis.