Blog – Deel de vertellersrol! Naar een herwaardering van het historische stripverhaal
In het recent gesloten regeerakkoord waarmee sociaaldemocraten, groenen en liberalen de Bondsrepubliek Duitsland willen besturen, staat een interessante passage over cultuurpolitiek:
‘Wir wollen Kultur mit allen ermöglichen, indem wir ihre Vielfalt und Freiheit sichern, unabhängig von Organisations- oder Ausdrucksform, von Klassik bis Comic, von Plattdeutsch bis Plattenladen. Wir sind überzeugt: Kulturelle und künstlerische Impulse können den Aufbruch unserer Gesellschaft befördern, sie inspirieren und schaffen öffentliche Debattenräume.’
Het is een lofzang op de diversiteit aan culturele uitingen die het publieke debat kunnen bevorderen. Opvallend daarin is de verwijzing naar stripverhalen, een medium dat enkele decennia geleden nauwelijks serieus werd genomen en eerder afkeuring dan instemming opriep.
Het toegenomen prestige van het stripverhaal, een fenomeen dat we ook in Nederland kunnen waarnemen, is niet alleen te danken aan het feit dat de huidige machthebbers zijn opgegroeid met strips. Ook het feit dat papieren beeldverhalen in de vorm van graphic novels een opmars hebben gemaakt als serieus en respectabel medium dat op intrigerende wijze genuanceerde en gelaagde verhalen kan vertellen, heeft hieraan bijgedragen. Niet in de laatste plaats hebben historische beeldverhalen daaraan bijgedragen, van Art Spiegelmans Maus tot de recentere trilogie March over de geschiedenis van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Biografische en autobiografische strips blijken meer dan eens opvallende voorbeelden op te leveren, ook in Nederlandse graphic memoirs zoals De rode draad van Guida Joseph en Kraut van Peter Pontiac. Laatstgenoemde titels rond respectievelijk slachtoffers en daders tonen bovendien hoe prominent de Tweede Wereldoorlog aanwezig blijft in de persoonlijke én collectieve herinnering, ook van naoorlogse generaties.
Tekst gaat verder onder de afbeeldingen
Nederlandse stripverhalen over het verleden zijn soms het initiatief van ooggetuigen, maar vaker van al dan niet professionele stripmakers die de feiten graag naar hun hand zetten met een flinke dosis fictie. Nederlandse historici nemen zelden of nooit zelf het initiatief voor een non-fictiestripverhaal. De output van onze beroepsgroep beperkt zich al lang niet meer tot boeken en tijdschriftartikelen, maar terwijl we bloggend, podcastend en twitterend onze zichtbaarheid in het medialandschap verbreden, blijft de strip in belangrijke mate terra incognita. Het besef dat stripverhalen op begeesterende wijze het verleden voor het voetlicht kunnen brengen, is zeker aanwezig – zo bewezen recente twitterreacties rond het vaderlandse epos Van nul tot nu – maar daar wordt niet snel de conclusie aan verbonden dat we onze eigen output in deze vorm kunnen gieten, al zijn historici soms in een adviserende rol betrokken bij de totstandkoming van strips.
Enkele inspirerende voorbeelden van over de grens laten zien dat vakgenoten een actievere rol kunnen spelen. Rebecca Hall publiceerde onlangs Wake: The Hidden History of Women-Led Slave Revolts, dat ze samen met stripmaker Hugo Martínez maakte. Het vormt de weerslag van haar promotieonderzoek naar achttiende-eeuwse slavenopstanden in West-Afrika en Noord-Amerika die door vrouwen werden geleid en combineert een reconstructie van het toenmalige slavenbestaan, inclusief een innovatieve focus op de agency van vrouwen, met haar eigen gewaarwordingen als betrokken onderzoeker. Die persoonlijke benadering maakt niet alleen duidelijk hoe moeizaam de zoektocht naar ontoegankelijke bronnen, naar nauwelijks gehoorde stemmen verloopt, maar ook hoe het verleden doorwerkt in het heden. De visualisering draagt onmiskenbaar bij aan het zichtbaar maken van wat soms ongrijpbaar lijkt maar van wezenlijk belang is om het verleden – en de hedendaagse impact – te begrijpen.
Tekst gaat verder onder de afbeeldingen
Hoe de samenwerking en afstemming tussen de historica en de tekenaar precies is verlopen, wordt niet helemaal duidelijk, al lijkt de historica hier het voortouw te hebben genomen. In Frankrijk, een ander land met een rijke striptraditie, loopt sinds 2017 een ander project waarbij historici en stripmakers een meer gelijkwaardige rol lijken te vervullen. Daar is onder leiding van Sylvain Venayre, hoogleraar contemporaine geschiedenis aan de universiteit van Grenoble, het initiatief genomen om ‘een nieuw gezicht’ te geven aan de Franse geschiedenis, door vooraanstaande Franse historici te koppelen aan getalenteerde stripauteurs. De betrokkenen willen in deze zorgelijke tijden nadrukkelijk wegblijven van een reactionaire rehabilitatie van het grote patriottische verhaal maar veeleer een weerwoord bieden aan nationale legendes en stereotypen door in elk afzonderlijk deel op compacte en originele wijze een afgebakende periode te presenteren op basis van actuele inzichten uit historiografische debatten.
Voorafgegaan door een inleidend deel, La ballade nationale. Les origines, zijn er inmiddels tien tijdvakken behandeld door uiteenlopende auteurs; deze delen konden op een positief onthaal rekenen. Komende delen – gemikt wordt op een 20-delig epos – over Napoleon, de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse geschiedenis bestrijken diverse gevoelige thema’s en zullen ongetwijfeld uiteenlopende reacties uitlokken. De serie getuigt van een gedegen aanpak, kritisch maar toegankelijk en waar mogelijk voorzien van enige lichtvoetigheid. Niet alleen biedt deze serie een verhelderende en prikkelende blik op het Franse verleden, ze draagt bovendien ook bij aan het bewustzijn dat geschiedschrijving berust op keuzes en interpretaties.
Tekst gaat verder onder de afbeeldingen
Deze publicaties roepen de vraag op hoe stripmakers en historici zich tot elkaar verhouden. Beiden zijn professionele verhalenvertellers die zich weliswaar ieder vertrouwd hebben gemaakt met het verleden maar daarbij eigen academische en creatieve maatstaven aanleggen – en die bovendien uiteenlopende verwachtingen hebben over wie hun lezerspubliek is en hoe ze dat publiek het beste kunnen bedienen. Welke vrijheden staan de auteurstandems elkaar toe waar het gaat om het verbeelden van wat niet of nauwelijks in de bronnen is vastgelegd? Waar ligt de grens tussen feit en fictie? Hoe verplaats je je in hoofdrolspelers die hun beweegredenen soms amper gedeeld hebben? En hoe zet je geschreven tekst, als primair vertrekpunt voor geschiedschrijving, om in beeld? Wat maak je al dan niet expliciet? Dergelijke vragen zijn niet nieuw maar kunnen, mits aansprekend aangekaart, ook lezers inzicht geven dat geschiedbeoefening het tussentijdse resultaat is van een voortgaande discussie.
Tekst gaat verder onder de afbeeldingen
In tijden van corona lijkt het aandeel van geschiedenis in het publieke debat soms gereduceerd tot misplaatste vergelijkingen in woord en beeld tussen beschermende maatregelen en de nationaalsocialistische Jodenvervolging. Dat er een wezenlijk onderscheid bestaat tussen het willekeurig naar de hand zetten van het verleden en het verschillend maar nauwgezet interpreteren van historische bronnen en narratieven is een fundamentele notie die niet nadrukkelijk genoeg onder de aandacht kan worden gebracht – zeker nu valorisatie terecht steeds meer aandacht krijgt. Ook stripverhalen kunnen aan dat besef bijdragen, juist door hun speelse, kleurrijke maar kritische visualisering die ook volwassen lezers aanspreken. In Nederland ligt dit terrein nog grotendeels braak, hoewel strips ook hier floreren. Het zou vakgenoten, stripmakers en uitgevers sieren als ze die handschoen opnemen. Ongetwijfeld zal het onwennig zijn om vertrouwde vertelvormen los te laten en de vertellersrol deels uit handen te geven. Maar als inspirerende impuls om kennis van het verleden én de reflectie daarop te versterken, is het meer dan verleidelijk dat experiment aan te gaan.
Kees Ribbens is verbonden aan het NIOD, waar hij werkzaam is als senior onderzoeker. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar ‘Populaire historische cultuur en oorlog’ verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.