Historici.nl





Gepubliceerd op 23-11-2022

Blogserie Vroegmoderne Publieksdiplomatie – De dood van een stadhouder: complexe verhoudingen zichtbaar in diplomatieke correspondentie

De diplomatieke vertegenwoordigers van de Republiek in het buitenland hadden als taak om berichten uit hun thuisland te delen met de gezaghebbers van het land waar zij waren gestationeerd. Het nieuws van het overlijden van stadhouder Willem II in 1650, na enkele dagen gevolgd door de geboorte van diens zoon, was zo’n bericht. Het is daarom interessant om te kijken wat de diplomaten hier destijds over te zeggen hadden.

In deze blogpost belicht ik deze vraag aan de hand van enkele ingekomen ordinarisbrieven, bewaard in het Nationaal Archief. Uit de registers blijkt dat het plotseling overlijden van Willem II een gebeurtenis was die vroeg om een fluwelen pen of om er vooral geen aandacht aan te besteden. Slechts een handvol vertegenwoordigers besteedde in hun brieven aandacht aan de dood van Willem II. Hendrick Schrassert, resident in Hamburg en Lübeck, berichtte enkele dagen na de dood van de prins dat hij bedroeft was over het nieuws. Maar hij schreef ook blij te zijn met de geboorte van Willem III:

‘[…] welck Ick bidde dat Godt almachtich ten besten van t’ vaderlandt, en van de gemeene saecke, believen te laten opwassen tot een nut ende bequaem instrument, gelijck zijne predecesseurs ende voorouderen.’

De dood van Willem II kwam slechts kort ter sprake, daarentegen werd de geboorte van zijn zoon, enkele dagen later, opgehangen aan de grootsheid van het vaderland en de jonge prins werd door Schrassert geplaatst in de rijke familietraditie van de Oranjes. De consul van de Republiek in Venetië, Giacomo Strijcker, reageerde ook kort op de dood van Willem II. In zijn nieuwsbericht aan de Staten-Generaal, gedateerd 25 november 1650, schrijft hij in één enkele zin zowel dat hij dankbaar is voor het ‘aengenamen schryvens van 6en deser’ als zijn ‘leetwesen gesien de droevige doot van zijn hoocheijt’. Hier lijkt het devies vooral te zijn geweest om alle partijen tevreden te houden en er niet te veel aandacht aan te besteden.

Willem Boreel, de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk, behoorde tot de weinige diplomaten die wel uitgebreid aandacht besteedde aan de dood van de prins en de geboorte van diens zoon. Boreel bracht met grote frequentie verslag uit aan de Staten-Generaal over de ontwikkelingen aan het Franse hof. Vaak kwamen meerdere brieven tegelijkertijd aan in Den Haag. Vreemd genoeg schreef Boreel al op 19 november 1650 aan de burgemeesters van Amsterdam een brief over de dood van de prins, terwijl hij niet over dit onderwerp schreef aan de Staten-Generaal in zijn brieven uit dezelfde periode. In zijn brief aan de burgemeesters meldde hij slechts kort in de afsluitende paragraaf dat hij bij aankomst in zijn logement op de hoogte is gebracht van het droevige bericht van het overlijden van de prins: ‘[…] om mij ondertusschen en mij gevolch inden rouw te kleede volgens de beveelen van hare ho: mo:.’

Pas op 30 november volgde er een uitgebreide brief van Boreel aan de Staten-Generaal over de gebeurtenissen. Willem Boreel is op dat moment toegelaten tot kardinaal Mazarin, om deze laatste namens de Staten-Generaal op de hoogte te brengen van het overlijden van Willem II en de geboorte van Willem III. De brief bevat naast de condoleances en felicitaties van Mazarin ook omfloerste berichten aan de Staten-Generaal over de mogelijkheden – en moeilijkheden – die volgens de Franse kardinaal nu ontstaan voor de Republiek. De kardinaal haalt vermeende uitspraken aan van Anthoine Brun, de Spaanse ambassadeur in Den Haag:

‘[…] dat dit overlijden vande prince van oraignen grooter voordeel ende winste was, voor den Coninck zijnen meester, als alle de geluckige successen tweemael, die Spagnaard tegens vranckrijck hadde geobtineert […].’

In zijn brief claimde Boreel dat hij Mazarin zo letterlijk mogelijk heeft geciteerd. Zowel Boreel als Mazarin verpakten op deze wijze een bericht aan de Staten-Generaal door te spreken met de stem van een ander. Zij willen waarschuwen dat de Republiek meer onder de invloed zal komen van Spanje nu de weerstand daartegen van het huis van Oranje is weggevallen. Boreel, die net als Schrassert Oranjegezind was, heeft uiteraard andere motieven dan Mazarin, maar hun doelstellingen komen ditmaal overeen. Het bestuderen van deze brieven in het Nationaal Archief biedt inzicht in de retorische strategieën van diplomaten. Waar sommigen met de nodige voorzichtigheid hun droefheid uitten of er het zwijgen toe doen, gebruikten anderen de woorden van buitenlandse diplomaten en politici om hun eigen overtuigingen kracht bij te zetten.

De brieven zijn te vinden op de site van het Nationaal Archief:
De brief van Giacomo Strijcker vindt u hier.
De brief van Hendrick Schrassert vindt u hier.
De brief van Willem baron Boreel vindt u hier.

Leo van Snippenburg studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is stagiair bij het project Public Diplomacy in Early Modern Europe. In het kader van dit project doet hij onderzoek naar het gebruik van digitale technieken voor analyse van vroegmoderne correspondentie.

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.