Historici.nl





Gepubliceerd op 24-01-2022

Blog – Aan wie de eer? Het ‘Aletta-jaar’ van de RUG

Op de site van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) wordt het ‘Aletta-jaar’ als volgt verantwoord: 

Op 20 april 1871 was Aletta Jacobs de eerste vrouw in Nederland die zich als volwaardig vrouwelijk student inschreef bij een universiteit. Thorbecke in hoogsteigen persoon gaf haar vader via een brief toestemming om aan de Rijksuniversiteit Groningen te mogen studeren. Vanaf 20 april 2021, 150 jaar later, eert de RUG samen met UMCG, AJSPH, Universiteitsmuseum en Studium Generale Aletta Jacobs met de kickstart van het Aletta-jaar. 

Wat een tekst! Ten eerste stoort me de titel ‘Aletta-jaar’. Dat had natuurlijk ofwel Aletta Jacobs-jaar of Jacobs-jaar moeten zijn; ik hoef hopelijk niet meer uit te leggen waarom. Als het haar zelf was gevraagd, was het Dr. Aletta H. Jacobs-jaar geworden, daar ben ik van overtuigd. Ook de superkorte omschrijving is krukkig (Thorbecke gaf haar vader toestemming om aan de universiteit te mogen studeren) en privilegieert de rol van Thorbecke en haar vader in (de beschrijving van) deze historische ontwikkeling. Want pas echt interessant in deze geschiedenis is dat Aletta Jacobs zelf eigenhandig een brief schreef aan Thorbecke waarop hij vervolgens reageerde met een brief aan haar vader. Kortom, wie is de Aletta Jacobs die het Aletta-jaar wil eren, en hoe passend is de claim die de RUG legt op die herinnering?

Geen talent voor een behoorlijke buiging

Aletta Jacobs werd in 1854 in Sappemeer geboren als achtste kind in het joodse gezin van de plattelandsgeneesheer Abraham Jacobs en Anna Jacobs-de Jongh. Na haar zouden nog drie kinderen volgen. Zij bezocht de openbare lagere school in wat rond 1868 de Stationsstraat ging heten. Dat was het jaar waarin de spoorwegverbinding met Groningen gereed kwam, hetzelfde jaar ook waarin de Rijks Hoogere Burgerschool zijn deuren opende. Niet zij, maar haar een jaar jongere broertje Herman behoorde er tot de eerste lichting leerlingen. Voor Jacobs, die al heel vroeg besloot dat zij dokter wilde worden, net als haar vader en oudste broer, moet dat wel wrang zijn geweest. Zij hielp op dat moment namelijk haar moeder in het huishouden, nadat het op de deftige jongedamesschool waar zij na haar lagere school naartoe was gestuurd op een fiasco was uitgelopen. Zij was vooral gestruikeld over wat zij in haar Herinneringen ironisch het ‘hoofdnummer van het leerprogram’ noemde: de goede manieren:

Men trachtte mij aan het verstand te brengen hoe ik op bezoek een kamer moest binnenkomen. (…) Ik moest mij oefenen in het maken van een behoorlijke buiging en tot mijn schande dient gezegd, dat men over mijn talent in dat opzicht alles behalve tevreden was. (H13)

Omdat een alternatief ontbrak werd afgesproken dat Aletta thuis zou blijven en in de avonduren Franse en Duitse lessen zou krijgen. Al snel had zij het Duits zo goed onder de knie dat zij het vlot kon lezen en kreeg zij het opnieuw te kwaad. Het huishouden lag haar niet, en zij begon zich steeds meer in zichzelf terug te trekken en te fantaseren over een vlucht naar Amerika. In het veenkoloniale Sappemeer, dat die tijd nog een welvarend centrum van bloeiende scheepsbouwbedrijvigheid was, woonden immers vele kapiteins die haar mee konden nemen naar de nieuwe wereld. Daar zou zij veel geld kunnen verdienen en dan studeren. Om tegemoet te komen aan hun dochters toenemende neerslachtigheid deden haar ouders haar in de leer bij een modiste in het dorp. Aletta had immers beslist wel aanleg voor kostuumnaaien. Ook die poging leed echter schipbreuk, niet in de laatste plaats op de toenmalige mode die eindeloze stroken voorschreef die zij alle met de hand moest zomen.

Naar de universiteit

Een keerpunt kwam toen zij in het bijzijn van een huisvriend van de familie, Dr. Levy Ali Cohen, een van de eerste inspecteurs van gezondheid in een stelsel dat hij zelf mede had vorm gegeven, een woedeaanval kreeg als reactie op zijn lof over haar vorderingen. Zij griste haar schriften uit zijn handen, en gaf luidkeels uiting aan haar frustratie dat zij niets mocht leren omdat zij maar een meisje was. In dat jaar, 1868, legde voor het eerst een meisje het leerling-apothekersexamen af. Jacobs besloot hetzelfde te doen, in 1870 wanneer zij zestien jaar zou zijn. Ter voorbereiding op het examen vertrok zij naar haar broer Sam, apotheker in Arnhem, die haar ‘enig latijn’ en de beginselen van het maken van medicijnen zou kunnen bijbrengen. 

Voor dit examen reisde Aletta Jacobs alleen en met de trein naar Amsterdam. Zij slaagde glansrijk. De raad van de examinatoren om door te gaan in de farmacie sloeg zij echter in de wind, omdat zij nog steeds niets anders dan dokter wilde worden. Nu kreeg zij wel gehoor voor haar wens, en in overleg met Ali Cohen en de medisch hoogleraar S.S. Rosenstein werd besloten dat zij zich een jaar lang zou voorbereiden op het admissie- of toelatingsexamen voor de universiteit. Nog voor het eerste half jaar om was diende Aletta Jacobs een eigenhandig geschreven verzoek in bij de minister van Binnenlandse Zaken (Thorbecke) om haar ontheffing te verlenen van het admissie-examen en alvast te mogen beginnen met de medicijnenstudie. Thorbecke wilde eerst weten of haar vader die wens ondersteunde, en gaf haar vervolgens toestemming om alvast met de studie te beginnen. Pas als het propedeutisch examen voor de deur stond zou haar verzoek om ontheffing van het admissie-examen aan de orde zijn. Daarop liet Aletta Jacobs zich op 20 april 1871, vergezeld door haar broer Julius, door Rosenstein, inmiddels rector van de Rijksuniversiteit Groningen, inschrijven in het Album Academicum. 

De ontheffing van het admissie-examen kreeg Aletta een jaar later, in mei 1872, enkele maanden voordat zij in oktober 1872 het propedeutisch examen zou afleggen, in een brief met een rouwrand. Thorbecke had zich nog op zijn sterfbed verzekerd van de instemming van de koning, nadat de vader van Aletta Jacobs, gealarmeerd door berichten over Thorbeckes ernstige ziekte, hem per brief had verzocht de gevraagde dispensatie alvast te verlenen. 

Medische studie

Vanaf dat moment studeerde Jacobs met de zekerheid dat haar inspanningen ook echt tot iets zouden leiden. In oktober van dat jaar behaalde zij haar propedeuse, in maart en april 1874 haar kandidaats. Na haar doctoraalexamen op 9 en 10 september 1876 vertrok zij naar Amsterdam om zich voor te bereiden op het (landelijke) artsexamen dat in 1877 aan de Amsterdamse faculteit zou worden afgenomen. Die kans moest zij echter laten lopen door een ernstige aanval van tyfus, die haar tot een langdurig ziekbed veroordeelde. Het was dan ook pas in het voorjaar van 1878 dat zij haar artsexamen behaalde en daarmee officieel de bevoegdheid kreeg om een praktijk te openen. Haar vader verwachtte dat ook van haar, en toen hij in de zomer van 1878 ernstig ziek werd, lag het voor de hand dat zij zijn praktijk zou overnemen. Haar Amsterdamse leermeester, professor Barend J. Stokvis haalde haar echter over om eerst nog te promoveren en daarna een periode naar het buitenland te gaan. Zo gezegd zo gedaan. Op 8 maart 1879 promoveerde Aletta Jacobs op een onderzoek naar de werking en anatomie van de hersenen. Een week later vertrok zij naar Londen om zich verder te bekwamen in haar vak. In Londen maakte zij niet alleen kennis met geëngageerde en bekwame mannelijke en vrouwelijke vakgenoten, maar ook met vrijdenkers en feministen. Die zouden een blijvend stempel drukken op haar toekomst. Zij zou nooit alleen maar dokter zijn, laat staan een medische wetenschapper, maar bovenal een feminist. Omstreeks de viering van haar 25-jarig Doctorsjubileum zette zij haar praktijk aan de kant om zich tot haar dood volledig aan de politieke strijd om gelijke rechten te wijden.

Aletta Jacobs in de universitaire herinneringscultuur

Het is nog niet zo lang dat de RUG haar eerste vrouwelijke studente prominent naar voren schuift als een belangwekkende persoon in de herinneringscultuur van de universiteit. Een prominente rol in die verandering heeft de tweede feministische golf gespeeld, en daarin vooral feministische historici. Die hebben onderzoek naar haar gedaan, over haar gepubliceerd en geijverd voor een borstbeeld, samen met andere vrouwen die probeerden de wetenschap te veranderen. De laatste jaren is haar herinnering steeds vanzelfsprekender deel uit gaan maken van officiële universitaire activiteiten en is een tentamengebouw naar haar genoemd (na een verkiezing onder studenten) en een heus onderzoeksinstituut, het Aletta Jacobs Institute of Public Health, terwijl haar naam ook steeds vaker in verband wordt gebracht met het stimuleringsbeleid voor vrouwelijke wetenschappers. Het mooie daarvan is dat haar naamsbekendheid groter en haar rol in de geschiedenis bekender wordt en dat misschien meer mensen zich gaan afvragen wie zij nu eigenlijk was. Het nadeel is echter dat haar naam een leeg logo wordt dat aan wat ook maar kan worden verbonden, zonder dat haar feminisme en haar ‘onwrikbare geloof in rechtvaardigheid’ recht wordt gedaan. Met andere woorden: wie wordt hier nu eigenlijk nog geëerd? Ik houd als professioneel en feministisch historicus mijn hart vast en voorlopig mijn hoofd koel. Maar ik weet zeker dat over Aletta Jacobs in dezen het laatste woord nog niet is gezegd.

Mineke Bosch is emeritus hoogleraar moderne geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2005 verscheen haar biografie over Jacobs, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs (1854-1929) (Verloren).

Historici.nl
Het KNHG is de grootste organisatie van professionele historici in Nederland. Het biedt een platform aan de ruim 1100 leden en aan de historische gemeenschap als geheel. Word lid van het KNHG.
Historici.nl
Het Huygens Instituut beoogt de Nederlandse geschiedenis en cultuur inclusiever maken. Het ontsluit historische bronnen en literaire teksten en ontwikkelt innovatieve methoden, tools en duurzame digitale infrastructuur.