Bijdrage – De doorwerking van kolonialisme: gedeelde geschiedenis, afzonderlijke geschiedschrijving
Kolonialisme gaat over macht, repressie, uitbuiting, uitsluiting, ongelijkheid, over misbruik van positie en middelen. Daarbij gaat kolonialisme altijd over een gedeelde geschiedenis, terwijl de kolonisator en de oorspronkelijke bewoners van de kolonie dit verleden verschillend hebben opgetekend. Deze gescheiden narratieven zijn niet alleen te verklaren door de verschillende ervaringen in dat gedeelde verleden. Factoren als mentaliteit, ideologie en politieke doelen hebben de geschiedschrijving en bijbehorende terminologie evenzogoed bepaald.
In deze bijdrage worden de gescheiden narratieven kort uitgewerkt aan de hand van de geschiedschrijving over Indonesië gedurende de Nederlandse overheersing. Dit begint al met de periodisering en benamingen. Nederlandse geschiedenisboeken vertellen over de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië, die eindigt met de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 (met betrekking tot Nieuw-Guinea tot 1962). Indonesische studies spreken van de Indonesische archipel en beëindigen de Nederlandse overheersing bij de proclamatie van de onafhankelijkheid op 17 augustus 1945.
Nederlands-Indië
Met een ingewikkeld stelsel van direct en indirect bestuur en een juridisch classificatiesysteem op basis van etniciteit beheersten het Nederlandse civiele en militaire bestuur de Indische kolonie. Dit is af te lezen aan de historische werken hierover. Doorgaans zijn deze studies Neerlandocentrisch en patriarchaal. Zij zijn geschreven vanuit het perspectief van de overheerser en het Europees superioriteitsgevoel, omwille van het behoud van de economische en mondiale machtspositie. Nog decennia na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 bleven Nederlandse historici gericht op het Nederlandse beleid en staatkunde in de kolonie, de economische en militaire successen en de hegemonie overzee.
Dit leidde tot een eenzijdig en beleidsmatig, zo niet juridisch, beeld, al zijn er zeker uitzonderingen. Het verzet tegen de overheerser kreeg lang weinig aandacht. Bij het begrip ‘dekolonisatie’ voor de revolutieperiode is nog steeds de koloniale macht het uitgangspunt. De etnisch, cultureel en religieus gemêleerde bevolking bleef buiten beschouwing of werd gereduceerd tot ‘de inlanders’ en later ‘de Indonesiërs’. Veel studies gaan niet alleen over ‘koloniale’ geschiedenis, zij zijn ook ‘kolonialistisch’ van karakter.
De Indonesische archipel
De Indonesische geschiedschrijving is eveneens patriarchaal en vooral nationalistisch van aard. De Nederlandse overheerser had de uitgestrekte archipel tot een staatkundige eenheid gemaakt. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 wilden de Republikeinse Indonesiërs, met Soekarno voorop, een sterke staat en eenheid binnen de pluriforme samenleving creëren om zelfstandig te kunnen functioneren. Dit gebeurde door een centralistische eenheidsstaat te maken met één taal en één nationalistisch narratief: een eenheidsstaat voor heel Indonesië, niet gescheiden door etniciteit, religie, politieke opvattingen of verschillende historische ervaringen. Bij gebrek aan professionele historici werd het verleden in de beginjaren van de Indonesische Republiek bovendien geschreven door schrijvers en dichters met een nationalistisch ideaal. De geschiedschrijving stond door dit alles vanaf 1945 volledig in dienst van het vervolmaken van de Revolutie, die de Indonesiërs onder leiding van president Soekarno de onafhankelijkheid had gebracht.
De onafhankelijkheidsrevolutie was een sociale revolutie tegen ongelijkheid, onderdrukking, het gebrek aan zeggenschap en het machtsmisbruik door de koloniale en inheemse feodale heersers. Alles wat koloniaal was, moest worden verwijderd. Het koloniale tijdperk kreeg daarom weinig aandacht in de geschiedschrijving. In reactie op de feodale overheersing werd het tevens egalitair van toon. De onderlinge strijd werd nauwelijks benoemd. Het nationalistische perspectief zorgde ervoor, dat het sterk Java-centrisch was en andere politieke stromingen dan de Republikeinse buiten beeld bleven. [1]
Exclusieve geschiedschrijving
De selectieve focus op de gezamenlijke geschiedenis leidde aan beide kanten tot exclusieve vertellingen en homogene beeldvorming. Dit beperkte het begrip van het hedendaagse Indonesië, dat een pluriforme en complexe samenleving heeft. Het maakte dat in Nederland onvoldoende rekenschap werd gegeven tegenover slachtoffers van het geweld en achterstelling.
Het samenvoegen van de bestaande Nederlandse en Indonesische narratieven leidt niet per se tot een complete geschiedenis als het separate vertellingen blijven waarin de heersende machten domineren. De onafhankelijkheid nu ook in Nederlandse studies in te laten gaan op 17 augustus 1945 toont begrip voor de revolutionaire Republikeinen, maar representeert niet alle Indonesiërs. Onderzoeken naar de Nederlandse oorlogsmisdaden zijn belangrijk, maar het stelt Nederlanders nog steeds centraal.
Door ook te kijken naar en te denken vanuit de motieven, gevolgen en betekenis van andere groepen dan de dominante, ontstaat een beter begrip van het verleden. In de afgelopen jaren verschenen aanzienlijk meer studies met oog voor transnationale en regionale perspectieven en voor vertegenwoordigers van verschillende politieke en bevolkingsgroepen. Het grootschalige project Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 [2] laat zien hoe belangrijk langdurige samenwerking en dialoog tussen Nederlandse en Indonesische historici zijn. Het leidde tot een beter (wederzijds) begrip van deze geschiedenis, een verrijking van de narratieven en tot terminologie die het gedeelde verleden meer recht doet. In Nederland is nu meer aandacht voor de repressieve kant van het Nederlandse optreden in Indonesië, inclusief het verzet hiertegen en voor andere politieke opvattingen dan het nationalistische Republikeinse. In Indonesië wordt meer geschreven over de onderlinge strijd, verschillen tussen regio’s en etnische minderheden.
Katja Paijens is historicus, promovendus KITLV en Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Leiden.